|
Tijdens dit vak loopt de student stage bij groep 1 en/of 2. In de werkgroepen op de universiteit doet de student ontwikkelingspsychologische kennis op over het jonge kind. Ook oefent de student in de werkgroepen vaardigheden om lessen met verschillende leer- en werkvormen tijdens de stage te kunnen geven. Zoals interactief voorlezen, beweeglessen, educatieve inbreng geven bij spel, creatieve opdrachten en EDI- kring.
In het begin van de stage gaat de student aan groepjes van 5-6 leerlingen lessen geven. Dit is expres in kleine groepjes zodat de student zich eerst kan richten op de vaardigheid van de specifieke leer- en werkvorm en minder aandacht nodig heeft voor klassenmanagement. Later in de stage gaat de student steeds meer in de context van de gehele klas lessen geven, waarbij het wel nodig is om zich ook te richten op klassenmanagement. In de tweede helft van de stage worden de verschillende leer- en werkvormen meer geïntegreerd gegeven rondom een thema of in een serie van drie doelgerichte lessen. Tevens gaat de student vaker dagelijkse routines in de klas (bege)leiden zoals het fruit eten, naar buiten gaan, het buiten spelen enz. Hierdoor zal de tijd dat de student aan een stuk leiding geeft aan de klas gedurende stage toenemen.
Werkvormen
De cursus bestaat uit 14 stagedagen, 10 werkgroepen en indien mogelijk één lesbezoek. Gedurende het vak schrijven de studenten lesverslagen en maken een eindopdracht.
Stage
De student loopt gedurende semester 1 in totaal 14 dagen stage in groep 1 en/of 2. Tijdens de stage voert de student de stageopdrachten uit.
De stageopdrachten staan aangegeven in het cursusreglement.
Werkgroepen
De werkgroepen zullen besteed worden aan het opbouwen van ontwikkelingspsychologische kennis over het jonge kind, oefenen van onderwijsvaardigheden, evaluatie en het ontwerpen van lessen.
Lesbezoek
De docent zal indien mogelijk elke student gedurende de stage een keer bezoeken.
Verslag
Gedurende de cursus worden er lesverslagen geschreven welke bestaan uit uitgewerkte lesontwerpen, verwerkingsopdrachten en reflectie.
Eindopdracht
Aan het eind van de cursus maken de studenten een eindopdracht. In de eindopdracht kiest de studenten een (kern)doel waarvoor hij/zij lessen ontwerpt. In het ontwerp onderbouwt de student zijn/haar keuze van de leer- en werkvorm. Ook onderbouwt de student op welke manier de lessen aansluiten bij de kenmerken van het jonge kind. Tot slot geeft de student aan op welke manier de lessen gedifferentieerd in niveau kunnen worden gegeven. Bij het onderbouwen van de keuzes die gemaakt zijn bij de lesontwerpen maakt de student gebruikt van wetenschappelijke literatuur.
Toetsing
Voordat de student het vak kan afsluiten met een cijfer, wordt er eerst gekeken of aan de randvoorwaarden voldaan is. Deze zijn:
1. Er is voldaan aan de aanwezigheidsplicht van de werkgroepen
2. De lesverslagen zijn tijdig ingeleverd
3. De eindopdracht is tijdig ingeleverd en voldaan met een voldoende.
Tentamen
Het tentamen bestaat uit de eindopdracht dat gedurende de cursus wordt uitgewerkt.
De beoordelingscriteria voor de eindopdracht staan beschreven in het cursusreglement.
Weging
De eindopdracht bepaalt 100% van de eindbeoordeling. Het vak moet met minimaal een 6 afgerond worden. Cijfers worden afgerond op halve punten.
|