Dit onderzoek richt zich op de vraag op welke manier Byzantijnse migranten, ten tijde van de ondergang van het Byzantijnse rijk in de vijftiende eeuw, omgingen met cultureel trauma. Het richt zich hierbij op een discoursanalyse van contemporaine, intellectuele figuren uit het netwerk van migranten dat zich in Italië vestigde, in steden zoals Venetië en Rome. Twee gevallen worden met name bestudeerd, namelijk kardinaal Bessarion en Georgius Trapezuntius. Welke discursieve uiting gaven deze belangrijke figuren in het Italië van de Renaissance aan hun cultureel trauma, de verwerking ervan, en in welke mate leidde dit tot zowel retoriek als inspanningen die het politieke klimaat en de beeldvorming in het Latijnse Westen mede vorm gaven ten opzichte van het door de Ottomaanse Turken veroverde Griekse Oosten?
Uit deze studie komt naar voren dat zowel Bessarion als Trapezuntius gebruik maakten van hun brede toegang tot de diverse, zowel Latijnse als Griekse, intellectuele, filosofische en theologische tradities om hun coping strategieën te formuleren voor het cultureel trauma dat zij deelden. Tegelijkertijd gebruikten zij hun multiculturele achtergrond als een manier om gezag te verkrijgen bij hun zowel Griekse als Latijnse publiek.
Joost van den Oever studeerde Geschiedenis aan de Radboud Universiteit. Zijn Research Master volgde hij in Middeleeuwse Geschiedenis aan de Radboud Universiteit en aan de University of York. Hij voltooide zijn docentenopleiding aan de RU en heeft sindsdien op verschillende middelbare scholen les geven in geschiedenis en andere vakken. Vier jaar lang heeft hij zijn promotieonderzoek gedaan met een aanstelling bij de afdeling Geschiedenis aan de Radboud Universiteit. In de tussentijd heeft hij daarnaast de Arabische taal bestudeerd en heeft hij anderhalf jaar doorgebracht in Cairo, Egypte, aan het NVIC en als docent op een internationale school.