Het goede leven betekent voor velen in de neoliberale seculiere samenleving een zelfbepaald leven, vrij van beklemmende verbanden, en waarin zingeving vooral ervaren wordt via verbondenheid met anderen en door productief te zijn. Maar voor mensen voor wie dit niet vanzelfsprekend is als gevolg van een tijdelijke of permanente beperking, is de lat erg hoog komen te liggen. Om hen recht te doen, is reflectie op de ethiek van de inclusieve participatie samenleving nodig. Aan de hand van politieke en sociale filosofie over jezelf kunnen zijn (Charles Taylor), het hebben van mogelijkheden (Martha Nussbaum), en verbondenheid met de wereld (Hartmut Rosa), heeft Dries de Moor bekeken welke betekenis er gegeven wordt aan het goede leven. Naast deze conceptuele synthese doet dit proefschrift verslag van een praktijkonderzoek naar de opvattingen van zorgaanbieders en deelnemers in praktijken van dagbesteding op zorgboerderijen. Het proefschrift heeft laten zien dat de focus in de samenleving, sociaal werk en in dagbesteding sterk ligt op de neoliberale opvattingen over participatie en goed burgerschap, en te weinig op waardigheid en een wijdere variatie aan zingevingsbronnen. Er wordt beargumenteerd waarom dat noodzakelijk is voor een werkelijk inclusieve samenleving en voor de realisatie van de missie van sociaal werk en dagbesteding.
Dries de Moor studeerde Sociaal Pedagogische Hulpverlening (B) en Religiewetenschappen (M). Hij werkte in de maatschappelijke opvang, ggz en in het hoger beroepsonderwijs. Dries werkt als bij de HAN en richt zich als docent en onderzoeker op thema's als ethiek en zingeving in relatie tot praktijken van sociaal werk.