Deze omvangrijke studie brengt de geschiedenis van 117 Nederlandse franciscanen-missionarissen in de ruige Chinese provincie Shanxi in de periode 1871–1954 in beeld. Aan de hand van met name duizenden persoonlijke en officiële brieven wordt hun dagelijkse leven in beeld gebracht: de botsing tussen strikte franciscaanse kloosterregels en de noodzaak tot aanpassing, het chronische gebrek aan geld en personeel. Maar ook de samenwerking met Chinese christenen en priesters en vanaf 1922 met Nederlandse zusters komen aan bod. De studie plaatst de missie in de bredere politieke en sociale context van China die bepaald werd door hongersnoden, gewelddadige militaire conflicten en de internationale competitie om missiegebieden. De studie laat zien hoe ten behoeve van fondsenwerving een heroïsch beeld werd geschetst van geloofsverspreiding dat ver af stond van de ervaring van missionarissen. Hun weerstand tegen de overdracht van het werk aan Chinese priesters roept de vraag op of de missie een doel op zichtzelf was en wat überhaupt de missionarissen bewoog dit avontuur aan te gaan. Deze studie is uitgevoerd in opdracht van het Franciscaans Studiecentrum.
Jolanda Jansen (1956) studeerde van 1982 tot 1989 geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (nu Radboud Universiteit) en volgde bijvakken Chinese taal en geschiedenis aan de Universiteit Leiden.