Jongeren maken tussen hun tiende en vierentwintigste levensjaar grote veranderingen door in hun sociale, emotionele en cognitieve groei. Om goed te kunnen functioneren in sociale situaties, leren ze om hun eigen gedachten en gevoelens én die van anderen te herkennen en begrijpen. Ze leren ook hoe ze effectief kunnen communiceren met anderen en zichzelf kunnen uitdrukken.
Jongeren met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) of gehoorproblemen kunnen hier problemen mee hebben. TOS is een neurocognitieve aandoening die problemen veroorzaakt bij het begrijpen en/of produceren van taal. Zo’n 7 tot 10% van alle schoolgaande kinderen in Nederland heeft TOS. Voor dove of slechthorende kinderen (ongeveer 12.000 in Nederland) kan communicatie ook een uitdaging zijn, vooral als ze geen, beperkte of late toegang hebben tot gebarentaal. ‘Jongeren met TOS of gehoorproblemen hebben minder kansen om goede taal- en communicatievaardigheden te ontwikkelen’, legt onderzoeker Lidy Smit uit. ‘Dat kan hun sociaal-emotionele ontwikkeling beïnvloeden. Als je het moeilijk vindt je eigen gevoelens en gedachten onder woorden te brengen, kun je ook niet meedoen aan gesprekken die daarover gaan en mis je input. En voor dove of slechthorende kinderen is het lastig om in een gedeelde taal te communiceren.’
Weinig onderzoek
In de adolescentie vindt er een aanzienlijke cognitieve ontwikkeling plaats, waaronder de verfijning van Theory of Mind (ToM), het vermogen om gedachten en gevoelens van jezelf en van anderen te herkennen en te begrijpen dat gedachten, gevoelens en overtuigingen van anderen kunnen verschillen van die van jezelf. De ontwikkeling van Theory of Mind wordt versterkt door taal, door te communiceren over emoties. Communicatieve uitdagingen kunnen dus leiden tot een minder ontwikkelde ToM. ‘Ik stond er echt van te kijken hoe ontzettend weinig onderzoek er was gedaan bij adolescenten met TOS of gehoorproblemen. En dus ook hoe weinig ondersteuningsmogelijkheden er zijn’, zegt Smit.
Ze ontwikkelde een nieuw meetinstrument voor Theory of Mind, met video’s (gesproken of in Nederlandse Gebarentaal) met sociale situaties die herkenbaar zijn voor adolescenten. Na het kijken van een videoclip kregen de deelnemers - adolescenten met TOS, adolescenten die doof of slechthorend zijn en een controlegroep met typisch ontwikkelde leeftijdsgenoten drie vragen: een beschrijvende vraag: “Wat heb je zojuist zien gebeuren?”, een verklarende vraag: “Waarom zei X dit?” (verwijzend naar de laatste spreker) en een gepersonaliseerde vraag: “Wat zou jij doen als je Y was?”. ‘Deze vragen volgen het natuurlijke verloop van ToM-vorming in een sociale situatie’, legt Smit uit. ‘Je detecteert eerst sociale signalen, dan probeer je de intenties van de ander te begrijpen en dan vraag je jezelf af hoe jij zou reageren.’
Interventie
Als groep antwoordden de dove en slechthorende deelnemers op Theory of Mind-vaardigheden even consistent als de controlegroep, al waren hun scores iets lager. Daaruit blijkt dat zij hun vaardigheden wel op de gebruikelijke manier en volgorde ontwikkelen. De TOS-groep antwoordde echter inconsistenter dan de typische ontwikkelde leeftijdsgenoten. Bovendien waren er grote individuele verschillen binnen deze groep. Dat suggereert dat zij uitdagingen kunnen ervaren in sociale interacties. Smit ontwikkelde ook een interventie om ToM te stimuleren, in veertien sessies van ongeveer een uur, onder begeleiding van een psycholoog of gedragstherapeut. In kleine groepen bespraken de jongeren sociale situaties die hun ToM-vaardigheden kunnen versterken. Smit verwachtte dat de TOS-groep het meest zou profiteren van de interventie. ´Dat was niet het geval. Ik vermoed dat dat komt doordat de interventie bestond uit dialogen. De taalproblemen van de TOS-groep zouden het succes van de interventie in de weg kunnen zitten.’
Kansrijke periode
Klinische onderzoeken hebben vaak een beperkt aantal deelnemers, en Smit benadrukt dan ook dat ze voorzichtig wil zijn met het generaliseren van haar bevindingen. ‘Het is nodig om beter na te denken over hoe we de belevingswereld van jongeren in kaart kunnen brengen, door bijvoorbeeld meerdere perspectieven mee te nemen, zoals die van ouders, vrienden of onderwijzers.
Bij jongeren met TOS of gehoorproblemen moet er rekening worden gehouden met individuele verschillen en uitdagingen in communicatie en cognitieve ontwikkeling tijdens de adolescentie’, zegt Smit. ‘Ik ben ervan overtuigd dat de adolescentie ook voor jongeren met communicatieproblemen een kansrijke periode is.’