De wet

Blasfemiewetten terug van weggeweest?

In het jaar 2023 dreigde Zweden het NAVO-lidmaatschap mis te lopen vanwege het dulden vankoranverbrandingen. In het prille begin van 2024 werd met geweld voorkomen dat Pegida-voorman een vergelijkbare actie uitvoerde. Bijgevolg klinken er in sommige landen geluiden om blasfemiewetten opnieuw in te voeren. Met zijn aandacht voor publieke eerbaarheid en godslastering kan Abraham Kuyper ons inspireren hierover na te denken, schrijft Samuel Vandeputte.

Kuyper besprak het concept van publieke eerbaarheid uitvoerig in Ons Program. Publieke eerbaarheid, ofwel publiek fatsoen,1 paste hij vooral toe op openbare dronkenschap, prostitutie en het openbaar verkopen van alcohol. Kuypers rechtvaardiging voor de arrestatie van dronkaards was bijvoorbeeld dat ‘elk persoon, die dronken op straat wordt gevonden, ook al doet hij niemand kwaad, niet ter wille der veiligheid, maar der publieke eerbaarheid, door de politie in arrest moet worden genomen.’2 Kuyper zag intentie als basis voor zedelijkheid, als iets wat buiten het zichtveld van de overheid ligt. Publieke eerbaarheid, de ‘uitwendige vertoning’ van moreel gedrag, is de maatstaf voor zedelijkheid.

De Zedelijkheidswet uit 1911 implementeerde het publiek fatsoen waarvoor Kuyper decennia eerder in Ons Program voor had gepleit. Ondertussen zijn alle significante bepalingen van de Zedelijkheidswet, zoals die over gokken, bordelen en prostitutie, opgeheven.

Kuypers rechtvaardiging voor de handhaving van publiek fatsoen staat haaks op het liberale wereldbeeld. Het liberale schadebeginsel, uitvoerig beschreven in John Stuart Mills On Liberty (1859), houdt in dat individuele vrijheden pas beperkt mogen worden als zij de individuele vrijheden van een ander schaden. Kuyper beargumenteerde daarentegen dat eerbaarheid – de publiek zichtbare vorm van zedelijkheid – cruciaal is in het bestrijden van dierlijke impulsen ter bevordering van het normaliseren van het menselijke.3

 

Verbod op smalende godslastering: tijd voor een comeback?

Minister van Justitie Jan Donner (ARP) introduceerde in 1932 een verbod op ‘smalende godslastering’ na lasterlijke uitspraken van een communistisch dagblad.4 Het verbod kwam uit

de ideeënkoker van Kuyper, die er een interessante rechtvaardiging voor gaf. Kuyper zag godslastering als een aanval op het fundament van publiek recht.5 De ratio bij de strafbaarstelling van godslastering is volgens Kuyper daarom het beschermen van de openbare orde. Koranverbrandingen hadden onder het verbod op smalende godslastering gevallen.6

De strafbaarstelling van smalende godslastering werd een kleine tien jaar geleden geschrapt uit het Wetboek van Strafrecht.7 Het tij voor blasfemiewetten lijkt nu gekeerd. Zweden en Denemarken overwegen het invoeren van een verbod op het verbranden van heilige boeken. Kuyper, die zich op zijn reis om de Middellandse Zee fascineerde voor de publieke beleving van het geloof in de islamitische wereld, zou zich wellicht verblijden met deze trend.

Kuyper gaf geen blauwdruk, maar is wel een goede inspiratiebron

Kuypers beleidsmatig gedachtegoed stamt uit een andere tijd en is moeilijk een-op-een overdraagbaar op vandaag. Toch doet de politiek er goed aan om zijn ideeën als inspiratiebron te nemen. Dat laat de vergelijking tussen de koranverbrandingen vandaag en relevante concepten uit de negentiende eeuw ons in ieder geval zien.

Kuyper kent ook de andere kant van het verhaal rond publieke eerbaarheid. Op 21 september 1911, enkele maanden nadat de ARP een verregaande zedelijkheidswet door het parlement loodste, keken passanten verbaasd op naar een naakte Kuyper in zijn hotelkamer op het derde verdieping van een Brussels hotel. Volgens sommige bronnen werd Kuyper meegenomen naar het politiebureau.8 Naar eigen zeggen was de toen 73-jarige staatsman zijn oefeningen naakt aan het doen op medisch advies. Wat de waarheid ook was, karikatuurtekenaars leefden zich rijkelijk uit. Eigenlijk zette Kuypers naaktloperij zijn pleidooi voor publieke eerbaarheid alleen maar kracht bij: sommige zaken horen het daglicht niet te zien.

 

Noten:

  1. In de Engelstalige vertaling van Ons Program (Lexham Press, 2015) wordt publieke eerbaarheid als ‘public decency,’ oftewel publiek fatsoen vertaald.
  2. Kuyper, Ons Program, 261-262.
  3. Kuyper, Ons Program, 257.
  4. Het verbod op smalende godslastering besloot een discussie omtrent de uitspraken van communistisch dagblad De Tribune, dat geregeld ophef veroorzaakte. Zo pleitte het blad onder meer voor het afschaffen van Kerstmis en publiceerde het spotprenten over het christendom, wellicht vergelijkbaar met de publicaties van het satirische weekblad Charlie Hebdo.
  5. Abraham Kuyper, Lectures on Calvinism, (Peabody, MA: Hendrickson Publishers Marketing, 2015), 89.

  6. Beschimping van aan de eredienst gewijde voorwerpen werd vastgelegd als een misdrijf tegen de openbare orde met een maximale celstraf van drie maanden, zie Artikel 147 sub 3 van het Wetboek van Strafrecht. Bovendien gold er ook een verbod op smalende godslastering dat ‘op voor godsdienstige gevoelens krenkende wijze’ uitgelaten wordt, zie Artikel 147 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht.

  7. Het verbod op smalende godslastering werd op 1 maart 2014 uit het Wetboek van Strafrecht werd geschrapt door een initiatiefwet van de SP en D66. Zie NOS, ‘Godslastering niet meer strafbaar,’ 3 december 2014, https://nos.nl/artikel/582045-godslastering-niet-meer-strafbaar.

  8. Zie bijvoorbeeld Enne Koops, ‘Ex-premier Kuyper en hoogleraar Schillebeeckx naakt betrapt’ (2 juni 2020), https://historiek.net/ex-premier-kuyper-en-hoogleraar-schillebeeckx-naakt-betrapt/50011/ en de verduidelijking van Jan Dirk Snel, ‘Over de naaktloperij van Abraham Kuyper te Brussel – Een kleine aanvulling’ (7 mei 2015), https://jandirksnel.wordpress.com/2015/05/07/over-de-naaktloperij-van-abraham-kuyper-te-brussel-een-kleine-aanvulling/

Geschreven door
Samuel Vandeputte
Samuel Vandeputte is politicoloog en werkzaam als journalist bij EW.