In retrospectief wordt wel eens gezegd dat met Cicero ook de Romeinse republiek ten onder ging. Dat is niet helemaal uit de lucht gegrepen, al gebeurde het niet zo plotseling. Al ruim een halve eeuw was er een proces gaande waarbij voormannen van de elite elkaar de belangrijkste politieke ambten toespeelden (consul, gouverneur van een rijke provincie, enzovoort) en zo de facto een oligarchie vormden. Cicero, die in de jaren zestig nog met de titel ‘vader des vaderlands’ werd vereerd omdat hij Rome voor een staatsgreep had behoed, probeerde het tij te keren, maar stond machteloos. Een dikke week voor zijn dood werd het tweede triumviraat gevormd, een verbond tussen Marcus Antonius, Aemilius Lepidus die rijk was aan geld en soldaten, en Octavianus (de latere keizer Augustus). Toen er barsten in dit driemanschap ontstonden, wist de laatste alle macht naar zich toe te trekken en bleek de Romeinse keizertijd te zijn begonnen.
Het bewind van Augustus luidde vrede, veiligheid en welvaart in. Maar de status van de welsprekendheid kreeg een knauw: onder een keizer was het niet langer mogelijk om met een redevoering de koers van de staat te verleggen of in de rechtbank een politieke tegenstander buiten spel te zetten. De retorica bleef de belangrijkste vorm van onderwijs, maar keerde zich naar binnen, ging zich concentreren op het verfijnen van haar theoretische kaders en richtte zich steeds meer op declamatie. De figuur van Cicero was geschiedenis geworden. Hij stond op eenzame hoogte en werd gezien als een onbereikbaar, bijkans intimiderend ideaal, waartoe iedereen zich moeizaam moest verhouden.
Eén van de manieren om dat te doen was door zijn dood te herschrijven als een casus die zich had voorgedaan in Sophistopolis. Een aanklacht wegens moord was ook voor Sophistopolis te onrealistisch: Cicero was immers vogelvrij verklaard. Maar door een persoonlijke band te veronderstellen tussen de redenaar en zijn moordenaar was een andere beschuldiging wel mogelijk. De casus werd daarom, bij Seneca de Oudere, zo geformuleerd:
Titel: Popillius moordenaar van Cicero
Wet: Wangedrag is vervolgbaar
Casus: Popillius was beschuldigd van vadermoord, maar hij werd verdedigd door Cicero en vrijgesproken. Later, toen Cicero vogelvrij was verklaard, werd Popillius door Antonius op hem afgestuurd. Popillius doodde Cicero en nam zijn hoofd mee naar Antonius. Hij wordt aangeklaagd wegens wangedrag.
Popillius duikt overigens daadwerkelijk in het werk van sommige antieke geschiedschrijvers en zelfs in bepaalde moderne encyclopedieën op als moordenaar van Cicero, maar de belangrijkste bron daarvoor is … inderdaad, Seneca de Oudere.
Deze Seneca de Oudere was zelf geen declamator, maar hij was wel een grote fan van suasoriae en controversiae. Hij woonde talloze voordrachten bij en gaf uiteindelijk elf boeken vol highlights uit, die hij ordende per casus. Als we Popillius moordenaar van Cicero erop naslaan, zien we dat maar liefst 23 sprekers een pleidooi hebben gehouden in deze fictieve casus. Opvallend, maar niet verrassend, is dat niemand het echt wil opnemen voor Popillius op één spreker na. Romanius Hispo noemt Cicero een onruststoker en beweert dat hij wel gedood móest worden, omdat vrede anders onmogelijk was geweest in Rome. Maar door anderen worden hooguit verzachtende omstandigheden aangevoerd, vooral natuurlijk dat Popillius zich gedwongen zag het bevel van Antonius uit te voeren en dus geen keuze had. Sommige sprekers gaan nog een stap verder en zien het bevel aan Popillius, cliënt en vertrouweling van Cicero, als een handige list van Antonius of een extra bewijs van diens sadisme.
De meerderheid van de sprekers maakt het zich echter gemakkelijker door de sociaal geaccepteerde kant te kiezen en Popillius aan te klagen. Natuurlijk wordt ook door hen herhaaldelijk het verband gelegd met Cicero’s eerdere verdediging van Popillius, maar wordt nu juist gewezen op diens ondankbaarheid. “Popillius koestert voor niemand een bitterder haat dan voor degenen aan wie hij het meeste te danken heeft,” oppert Albucius Silus. “Schaam je je niet, Popillius?” vraagt Cestius Pius in zijn betoog: “Het is je aanklager die nog leeft” – waarbij de toehoorder in gedachten moet aanvullen: maar je hebt je verdediger vermoord. “Als Cicero de aanklager van Popillius was geweest, zou hij nu nog leven,” vult een ander aan – want dan was Popillius zelf ter dood veroordeeld.
Sommige sprekers nemen aan dat het doden van Cicero bewijst dat Popillius zich eerder wel degelijk schuldig heeft gemaakt aan vadermoord. Sterker nog, omdat Popillius zijn leven aan Cicero te danken had, kan ook deze moord wel vadermoord worden genoemd. “Hij heeft twee vadermoorden gepleegd, heren rechters; over de eerste hebt u gehoord, van de tweede bent u getuige,” zegt Argentarius, waarbij hij zich voorstelt hoe Cicero’s hoofd en handen tentoongesteld zijn op het forum. Een ander overtroeft hem met “de dode Cicero bewijst dat die man een vadermoordenaar is van wie de levende Cicero betoogde dat hij het niet was” en een derde spreker gooit er nog een schepje bovenop door de verminking van Cicero’s lijk een derde vadermoord te noemen.
Cicero is de geschiedenis in gegaan als de grootste Romeinse redenaar. Zijn reputatie was ontzagwekkend, soms intimiderend, en goeddeels onaantastbaar. Maar door hem in een controversia op te nemen, kon er over hem worden gepraat zoals over een andere inwoner van Sophistopolis.