Harry Potter-vibes
“Loes heeft gedroomd dat ze met een pen in de boeken heeft geschreven”, vertelt Renée op de vierde dag van hun verblijf. Loes knikt. “In mijn droom dacht ik: hoe krijg ik dat nou weg? En dat ik toen met Tippex in de weer ging.”
Even afkloppen, maar tot nu is er niets ergs gebeurd. De boeken leven nog en zij ook. Al is het behoorlijk intensief, zo’n werkverblijf in het archief. Maar vooral erg leuk en inspirerend. Met als hoogtepunt een middag rondneuzen in het depot op de vijfde verdieping. Renée: “Dat is de verboden afdeling, vol bijzondere boeken die normaal niemand te zien krijgt.” Loes: “We kregen Harry Potter-vibes.”
Hun project begon allemaal met de extra subsidieronde die de gemeente Nijmegen artiesten vanwege corona bood. “We zochten naar een project dat ook zonder publiek kon. Toen ontstond het idee om te vragen of we een week het UB-depot in mochten om te werken met liedboeken”, vertelt Renée. Loes vult aan: “We schrijven gewoonlijk liedjes over ons eigen leven. Door al dat navelstaren tijdens corona hadden we behoefte aan ook eens andere bronnen, aan iets buiten onszelf. Hier ligt het materiaal al klaar.”
Het werken met bestaand materiaal is hun niet helemaal onbekend. Eerder zette Clean Pete in opdracht teksten van Louis Couperus en Piet Paaltjens op muziek. “Dat was superleuk”, zegt Loes. “We hopen hier ook pareltjes van teksten te vinden waarmee we aan de slag kunnen.”
De UB heeft een rijke collectie met ettelijke honderden historische liedboeken. Van laatmiddeleeuwse handschriften uit klooster Soeterbeeck tot en met luimige liedbundels uit de negentiende eeuw. Van tevoren hebben de zussen de catalogus doorzocht – “alles wat religieus klonk, hebben we geskipt” – en zo resteerde een karretje met zo’n vijftig oude drukken. Daaronder het achttiende-eeuwse liedboek dat onlangs, meer dan dertig jaar na uitlening, anoniem werd terugbezorgd bij de UB. “Het is een boek vol notenbalken, melodieën zonder tekst of hooguit een titel. Bijvoorbeeld ‘De bruid wordt naar bed gebracht’ en ‘Mijn moeder heeft ganzen’.” Ooit wisten lezers vast welke liedjes dat waren, nu resteren nog slechts de noten. Renée gaat eentje ervan voor cello bewerken. Door meer partijen over elkaar op te nemen geeft ze er een persoonlijke draai aan.
Terstond of meteen
“Je komt net bij het meest morbide lied binnen”, begroet Loes me. Ze zingt ‘dan verhang ik mij terstond.’
Renée: “Kun je daar ‘meteen’ van maken?”
Loes: “Ja, maar dan rijmt het niet meer: ‘terstond’ rijmt op ‘als ik maar een touwtje vond’.”
De zussen grijpen allebei naar hun mobiel om andere rijmwoorden te googelen. Het wordt definitief ‘meteen’ en ze zorgen ervoor dat de rest daarop gaat rijmen: ‘sla maar om me heen’.
Uit alle boeken hebben ze uiteindelijk vier teksten gevonden die ze op muziek willen zetten. Zoals dus ‘Het touwtje’ van ene Frans de Kort uit de bundel Een ditje of een datje. “Zo’n titel klinkt al veelbelovend”, zegt Renée. “Net zoals Luimige stukjes van B. van Meurs.” Loes: “Dan weet je meteen: daar zit iets grappigs in.” Renée: “Luimig, dat woord zou weer meer gebruikt moeten worden.”
Vooral van B. van Meurs (“Bernhard heet hij geloof ik”) en zijn ‘Ik weet niet wat me scheelt’ en ‘Toch word ik niet wijzer’ zijn ze fan geworden. “Dat zijn geweldige liedteksten.” Toch hebben ze ook daaraan gesleuteld. Zo zijn negentiende-eeuwse antidepressiva vervangen door Prozac en lastig te zingen woorden als ‘carte d’entree’ geschrapt. Renée: “Het moet klinken alsof we de teksten zelf geschreven hebben.” En dus veranderen ze een zin als ‘de keur van proza poezij, staat pronkend in mijn boekenrij en toch word ik niet wijzer’ in ‘ik heb meer poëzie dan past, gestapeld in mijn boekenkast en toch word ik niet wijzer’. Loes: “We laten de tekst wel in ere, het origineel moet nog herkenbaar zijn.”
Verder hebben ze de stichtelijkheid eruit geschreven. “Een groot deel van de teksten eindigt met een religieuze moraal of een flauwe grap”, licht Loes toe. “Dat is zo zonde, daarmee schoffel je het hele lied omver. Juist door die moraal weg te laten wordt het lied tijdlozer. Die schrappen is onze toevoeging.”
Ode aan erfgoed
Geen enkel genre is zo duurzaam als het lied. Liederen overleven eeuwenlang, omdat ze zo flexibel zijn: ze passen zich moeiteloos aan tijd en gelegenheid aan. “Wat Loes en Renée hebben gedaan past helemaal bij het liedgenre”, zegt Johan Oosterman tijdens het miniconcert waarop Clean Pete zijn oogst presenteert. “Gewoon oude teksten gebruiken en daar iets nieuws mee doen.”
Loes noemt hun werk een ode aan het erfgoed. “Het drastisch aanpassen van teksten is wel gemakkelijker als de oorspronkelijke makers allang dood zijn. Maar het voelt alsof je er weer nieuw leven in blaast.”
Renée: “Op het conservatorium was dat altijd een ding. Bach is voor cellisten technisch gezien niet de moeilijkste componist. Maar de enige manier om hem te spelen is om niet bang voor hem te zijn. Zodra je gaat denken ‘dit is zo mooi of oud, dat mag ik niet aanraken’, raak je verlamd.”
Ze zijn tevreden over hun experiment in het archief. Of hun oogst, vijf nummers, op cd of vinyl komt, maakt hen niet uit. “Het ging ons om het creatieve proces”, zegt Loes. “Als ik zelf iets schrijf, dan komt dat uit mijn hart. Het proces deze week was vooral een puzzel, meer hoofd en minder hart.”
Renée: “Teksten als ‘Het touwtje’ of ‘Ik weet niet wat me scheelt’ zouden we uit onszelf nooit schrijven. Maar door eraan te schaven en ze op muziek te zetten leggen we er gevoel in. Het verbaasde me dat deze liedjes zo dicht bij mijn eigen gevoelsleven liggen. Mensen raken met erfgoed, dat kan dus.”
Artist in residence
Anderen met een verse blik laten kijken naar de erfgoedcollectie. Dat is de inzet van het artist in residence-programma van Radboud Erfgoed. Clean Pete is de tweede op rij binnen dit programma. Eerder bivakkeerden cabaretière Katinka Polderman en literatuurwetenschapper Sophie Reinders enige weken in de archieven en depots van de UB. Hun verblijf resulteerde in Zwerfgoed, een knus doeboek voor volwassenen met onder meer tips om een liefdesbrief te schrijven, puzzels en een doe-het-zelf-pakket voor achttiende-eeuws tinderen. In november werd het doeboek bekroond met de Gerrit Komrij-prijs. De jury oordeelde: “Zwerfgoed gaat niet over literatuur, het ís literatuur.”