Fons Meijer
Eind 1984 baarde landbouwstaatssecretaris Ad Ploeg veel opzien met boude uitspraken over de Anne Frank Stichting. De zaak liep uiteindelijk met een sisser af, maar de morele paniek die in de Tweede Kamer uitbrak illustreert de huiver die het politieke debat omtrent racisme en discriminatie gedurende de jaren tachtig in haar greep had.
Antiracistische consensus op het Binnenhof
Het bestrijden van racisme en discriminatie stond in de jaren tachtig hoog op de politieke agenda. Dit had alles te maken met de groeiende steun voor radicaal- en extreemrechtse ideeën in die jaren, zoals onder meer bleek uit de zetel die de openlijk xenofobe Centrumpartij van Hans Janmaat tot veler schrik won tijdens de Tweede Kamerverkiezingen in september 1982. Bovendien trokken racistische incidenten tegen buitenlandse werknemers en migranten uit de (voormalige) koloniën steeds vaker de aandacht, met de moord op de Antilliaanse jongen Kerwin Lucas (in de media destijds ‘Duinmeijer’ genoemd) in augustus 1983 als meest gezichtsbepalende voorbeeld.[1] In de politiek ontstond er een welhaast Kamerbrede antiracistische consensus van partijen die zich van xenofoob gedachtegoed in het algemeen, en van Janmaat in het bijzonder wilden distantiëren.
Een cryptocommunistische organisatie
Eind 1984 werd deze consensus vanuit het politieke midden onverwacht onder druk gezet, en wel door VVD’er Ad Ploeg. Deze besnorde luitenant-kolonel buiten dienst had zich in de jaren zeventig als Kamerlid in de kijker gespeeld als voorstander van een ferm, anticommunistisch defensiebeleid. Zowel in 1977 als in 1982 liep hij vanwege zijn uitgesproken opvattingen over kernbewapening een staatssecretariaat op Defensie mis. Tot veler verrassing kreeg hij in 1982 wél het nieuwe staatssecretariaat op Landbouw en Visserij toebedeeld. Gekscherend merkten journalisten in die dagen op dat er slechts één ding was dat hem geschikt maakte voor deze baan, en dat was zijn achternaam.
Op 24 november 1984 verscheen er in Vrij Nederland een uitgebreid interview met Ploeg, waarvoor journalisten Joop van Tijn en Max van Weezel hem in totaal bijna twaalf uur hadden gesproken in diens pied-à-terre in Scheveningen. Het waren vooral enkele boude opmerkingen aan het eind van het gesprek die opzien baarden. Zo liet hij zich weinig diplomatiek uit over de weerstand vanuit orthodox-joodse hoek tegen zijn plannen om de rituele slacht te beperken: ‘Ik ben niet de figuur om te zeggen: wat een jodenstreek, maar jullie zouden versteld staan van de reacties die we gekregen hebben.’ Over het onverdoofd slachten van dieren door Turken merkte hij op: ‘Je hebt daar van die balkonnetjes waar het bloed van af sijpelt.’
Toen het gesprek aanbelandde op het thema van het Oud-Strijders Legioen, een rechts-conservatieve, anticommunistische club van oud-militairen waar Ploeg regelmatig acte de présence gaf, deed de communistenvreter van weleer zich gelden. Hij haalde uit naar linkse groeperingen die het Legioen volgens hem te veel in de extreemrechtse hoek plaatsten: ‘In die anti-fascismecomités en ook in de Anne Frank Stichting zitten ook wel een paar figuren waar het nodige over te vertellen valt. De Anne Frank Stichting dreigt een cryptocommunistische organisatie te worden.’[2]
Met name met deze laatste uitspraak raakte Ploeg een bijzonder gevoelige snaar. De Anne Frank Stichting was in 1957 opgericht om het Anne Frank Huis in Amsterdam te behouden, maar hield zich ook bezig met de strijd tegen antisemitisme en racisme. Om dit werk werd de stichting in Den Haag hooglijk gewaardeerd. Het kabinet beschouwde de organisatie zelfs als een belangrijke mede-uitvoerder van het regeringsbeleid met betrekking tot het bevorderen van verdraagzaamheid tussen meer- en minderheden. Ook Ploegs eigen partij was deze mening toegedaan: slechts enkele dagen voor het verschijnen van het interview had de VVD met de PvdA een amendement ingediend dat ervoor moest zorgen dat een aangekondigde bezuiniging op de stichting teruggedraaid werd. Het was bovendien veelzeggend dat vergelijkbare verdachtmakingen over communistische gezindheden bij de organisatie tot dan toe met name door uiterst rechtse lieden was geformuleerd, bijvoorbeeld door Joop Zwart, de perschef van de extreemrechtse weduwe Rost van Tonningen.[3]