Print van de dood van Cicero

De dood van Cicero

Marcus Tullius Cicero (106-43 voor Christus) was niet zomaar een redenaar, politicus en filosoof. Hij zag zichzelf als de belichaming van de Romeinse Republiek, en dat was niet helemaal onterecht. Dus toen het republikeinse stelsel steeds meer onder druk kwam te staan van machtige individuen die we nu oligarchen zouden noemen en die de voorlopers van de keizers waren, verzette hij zich met hand en tand – en vooral met zijn pen. In de burgeroorlog van begin jaren veertig koos hij de kant van de conservatieve Pompeius Magnus tegen Julius Caesar. Daarmee had hij op het verkeerde paard gewed, want Pompeius werd vernietigend verslagen en Cicero moest Caesar om genade smeken.

Marcus Tullius Cicero (106-43 voor Christus) was niet zomaar een redenaar, politicus en filosoof. Hij zag zichzelf als de belichaming van de Romeinse Republiek, en dat was niet helemaal onterecht. Dus toen het republikeinse stelsel steeds meer onder druk kwam te staan van machtige individuen die we nu oligarchen zouden noemen en die de voorlopers van de keizers waren, verzette hij zich met hand en tand – en vooral met zijn pen. In de burgeroorlog van begin jaren veertig koos hij de kant van de conservatieve Pompeius Magnus tegen Julius Caesar. Daarmee had hij op het verkeerde paard gewed, want Pompeius werd vernietigend verslagen en Cicero moest Caesar om genade smeken.

Na de moord op Caesar in 44 zag Cicero kansen om de oude republiek en haar waarden en normen in ere te herstellen. Hij had een redelijke machtsbasis in het meer conservatieve deel van de senaat, dat hetzelfde verlangde. Maar er waren ook anderen die in het ontstane machtsvacuüm wilden stappen. De piepjonge Octavianus (de latere keizer Augustus) was formeel Caesars erfgenaam en had talrijke legioenen tot zijn beschikking. En hij was niet de enige. Ook Marcus Antonius, Caesars onderbevelhebber, had een sterke machtsbasis in het leger. Hij was erop uit zijn eigen macht te consolideren en de moord op Caesar te wreken.

Cicero overschatte zichzelf en onderschatte zijn tegenstanders. Hij ging ervan uit dat de senaat Octavianus zonder meer voor zijn karretje zou kunnen spannen en deed niet veel moeite om de jonge, briljante veldheer als serieuze bondgenoot te winnen. En Marcus Antonius bestreed hij in zijn Philippica’s, veertien redevoeringen waarin hij zijn vijand snoeihard de maat nam. Daarbij ging hij niet alleen in op diens militaire en politieke loopbaan maar ook op zijn karakter en persoonlijk leven, waarbij hij niet mis te verstande, plastische taal hanteerde. Hier wordt bijvoorbeeld Antonius’ drankzucht aan de kaak gesteld:

Op de bruiloft van Hippias had je je laten vollopen met zoveel wijn dat je - de volgende dag! - niet kon verhinderen dat je voor de ogen van het Romeinse volk over je nek ging. O wat was dat smerig – niet alleen om te zien, maar ook om te horen! Wie zou er geen schande van spreken als jou dat bij het diner was overkomen, tussen die enorme bekers wijn van je? Maar jij vervulde, bij een vergadering van het Romeinse volk, een publieke taak uit als commandant van de cavalerie. Voor zo iemand is het schandalig om een boer te laten; maar hij braakte niet alleen zijn eigen toga maar ook het spreekgestoelte onder met brokken eten die naar wijn stonken*.

Krasse taal, en het kan nog erger. Cicero gaat ook in op Antonius’ seksleven en stelt dat deze bij voorkeur een passieve rol innam, wat voor een lid van de mannelijke Romeinse elite een totale blamage betekende:

Toen je de mannentoga kreeg, maakte je er meteen een snollengewaad van. Aanvankelijk was je een ordinaire hoer met regelmatige en niet bepaald bescheiden inkomsten; maar al snel kwam Curio op de proppen, die je afbracht van je hoerenhandeltje en je in een vaste en stabiele huwelijksrelatie hield, alsof hij je een trouwjurk had gegeven. Nooit is er een knaap, aangekocht om de wellust te bevredigen, zo in de macht van zijn meester geweest als jij in die van Curio**.

Harde en zeer persoonlijke aanvallen, dus. Voor ons nog altijd wat minder gebruikelijk: de meeste hedendaagse politici hebben geleerd dat het beter en overtuigender is om op de bal te spelen dan op de man. Degenen die willen laten zien dat ze serieus en verantwoordelijk werken, houden zich daar wel aan. Maar Grieken en Romeinen zagen er geen been in om onder de gordel te stoten. Dat wil niet zeggen dat ze zich graag lieten beledigen: integendeel, ze sloegen over het algemeen minstens even hard terug. Ook Antonius liet de beledigingen niet over zijn kant gaan. Hij zorgde ervoor dat Cicero op een lijst van vogelvrijverklaarden terechtkwam, wat inhield dat hij tot staatsvijand werd verklaard en straffeloos kon worden gedood.

Toen Cicero dit vernam, besloot hij uit Rome te vluchten naar Griekenland, zo lezen we bij geschiedschrijver Livius. Maar een ongunstige wind maakte dat hij niet kon uitvaren, waarop hij besloot terug te keren naar zijn landhuis ten zuiden van Rome. Zijn draagstoel werd ingehaald door soldaten van Antonius. Cicero verbood zijn slaven om hem te verdedigen en onder de woorden “laat ik sterven in mijn vaderland dat ik vaak heb gered” stak hij zijn hoofd naar buiten. De soldaten sloegen hem eerst het hoofd af en daarna de handen en brachten ze als buit naar Marcus Antonius. Deze liet ze bevestigen op het forum, precies op de plek waar Cicero vaak het woord had gevoerd. Over op de man spelen gesproken.

 

* Cic. Phil. 2.63 tantum vini in Hippiae nuptiis exhauseras, ut tibi necesse esset in populi Romani conspectu vomere postridie. O rem non modo visu foedam, sed etiam auditu ! Si inter cenam in ipsis tuis immanibus illis poculis hoc tibi accidisset, quis non turpe duceret ? In coetu vero populi Romani negotium publicum gerens magister equitum, cui ructare turpe esset, is vomens frustis esculentis vinum redolentibus gremium suum et totum tribunal inplevit (vert. BB).

** Sumpsisti virilem, quam statim in muliebrem togam reddidisti. Primo vulgare scortum, certa flagitii merces, nec ea parva; sed cito Curio intervenit, qui te a meretricio quaestu abduxit et, tamquam stolam dedisset, in matrimonio stabili et certo collocavit. Nemo umquam puer emptus libidinis causa tam fuit in domini potestate quam tu in Curionis (Cic. Phil. 2.44-45, vert. BB).

Geschreven door
prof. dr. B.M.C. Breij (Bé)
prof. dr. B.M.C. Breij (Bé)
Bé Breij is hoogleraar Antieke Retorica en directeur van het Radboud Kenniscentrum voor Retorica Peitho. Ze gebruikt haar kennis over antieke retorica ook om taalgebruik in het hedendaagse publieke debat te analyseren.