Bij de teldag op 23 januari gingen vijftien medewerkers en studenten van de universiteit en ziekenhuis eropuit om vogels te tellen, een half uur lang op drie aangewezen plekken op de campus. In totaal werden 174 vogels gespot, tegenover 222 vorig jaar. Meer trendgegevens zijn niet beschikbaar, omdat dit pas de tweede keer is dat de vogels op vergelijkbare wijze worden geteld. ‘Je kunt niet zomaar conclusies trekken uit deze daling’, zegt coördinator Guido van Gemert.
De vogeldag is gekoppeld aan de nationale teldag, wat volgens Van Gemert niet wil zeggen dat het bij deze ene keer zou moeten blijven. Van Gemert, verbonden aan de Arbo- en Milieudienst van het Radboudumc, denkt hardop na over drie of vier teldagen per jaar. ‘Een ander seizoen brengt een andere ranglijst’, zegt hij. ‘Al is de winter wel handig omdat in andere seizoenen veel vogels verstopt zitten in het gebladerte.’
De kauw is met 44 getelde vogels op de campus de meeste getelde soort, de houtduif – vorig jaar nog gedeeld koploper - is ver teruggevallen, evenals de vink. Juist vaker gespot dit jaar zijn de koperwiek en de pimpelmees.
Met andere ogen
Meer teldagen noemt Van Gemert sowieso wenselijk, omdat samen eropuit trekken een meerwaarde kan bieden aan het dagelijkse werk en studie. ‘Je kunt even met andere mensen lekker naar buiten gaan, even je aandacht op iets anders richten dan op je computerscherm. ‘Je kijkt dankzij zo’n telling met heel andere ogen naar het landschap.’
Van Gemert neemt op zo’n teldag ook de context van het tellen in ogenschouw. Waar zijn ineens meer vogels gespot, en waar minder, en waar heeft dat mee te maken? Zo werden dit jaar in het hart van het Radboudumc minder vogels geteld. ‘Dat is niet vreemd, er zijn altijd al minder vogels omdat het zo versteend is, en nu is er extra drukte vanwege verbouwingen.’
Ook de bij uitstek versteende omgeving rondom het Linnaeusgebouw is geen fijne stek voor vogels. ‘Er zijn plannen in aantocht om de verstening hier aan te pakken’, zegt Van Gemert. Aan de achterzijde van het Huygensgebouw zijn inmiddels een aantal aanpassingen gerealiseerd, zoals sommige stukken waar minder wordt gemaaid, en extra aanplant van struiken en bomen. Een meer biodivers landschap is voordelig voor allerlei soorten: meer planten geeft meer insecten geeft meer vogels.
Soms botst het ene ‘groene’ belang op het andere, zo wijst Van Gemert op de aanbeveling voor medewerkers en studenten om eropuit te trekken in de pauzes. Het is mooi om in het groen te ontspannen, maar we moeten sommige plekken vrijhouden om dieren hun rust te gunnen, legt hij uit. Op dit moment worden voor diverse grasvelden plannen gemaakt om het belang van de natuur in balans te brengen met de wens van studenten en medewerkers om op het gras te kunnen recreëren.