De Watersnoodramp van 1953
De Watersnoodramp van 1953

De Watersnoodramp van 1953 was meer dan een nationale ramp

Sta bij de herdenking van de Watersnoodramp ook stil bij de solidariteit uit het buitenland, betoogt Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis.

Op 7 februari 1953 vertrok een groep van vijfendertig Deense soldaten met zeventien vrachtwagens gevuld met kleding en voedsel naar Nederland. Chef van de deelnemende colonne uit Thisted was mijn opa, Kai Eilskov Jensen. Hij reisde zelf niet mee, maar bereidde de actie voor. Toen zijn manschappen op 26 februari 1953 terugkeerden in Denemarken, wachtte hij hen op. Hij bedankte iedere soldaat persoonlijk. De Thisted Amtsavis, een lokale Deense krant, publiceerde er een groot artikel over met een foto van de colonne erbij. Mijn opa bewaarde het knipsel als een relikwie op zijn studeerkamer.

De Deense hulpactie staat niet op zichzelf. De Watersnoodramp van 1953 maakte een ongekende golf van internationale solidariteit los: mensen over de hele wereld trokken zich het lot van de Nederlanders aan.

Vorige week was het precies zeventig jaar geleden dat de ‘ramp der rampen’ plaatsvond. In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 braken op tal van plaatsen in Zuid-West Nederland de dijken door. Daarbij verloren 1.836 personen het leven. Nog eens duizenden mensen raakten op slag dakloos. De afgelopen twee jaar waren de herdenkingen mede als gevolg van de coronamaatregelen uiterst sober, maar dit jaar is de belangstelling groter dan ooit. Tal van activiteiten staan op het programma: van interactieve colleges over dijkveiligheid tot een overstromingsspel op scholen. Tekenend is ook de grote belangstelling voor de tv-serie Het water komt, waarin presentator Winfried Baijens reist door het Zeeuwse landschap van zijn jeugd en met nabestaanden praat. Meer dan een miljoen kijkers stemmen er wekelijks op af.

De grote aandacht voor de Watersnoodramp is meer dan terecht, want de verhalen van nabestaanden maken nog altijd diepe indruk. Toch blijft het nodig om ieder jaar opnieuw de vraag te stellen wat het belang van herdenken is: waarom willen we deze kennis doorgeven aan volgende generaties? Wat is de actualiteitswaarde van de Watersnoodramp? Tot nu toe lag het accent uitsluitend op de nationale context: 1953 past in een verhaal over de eeuwige strijd van de Nederlanders tegen het water. Daardoor kwam de rol van internationale solidariteit er bekaaid van af, terwijl die relevanter is dan ooit.

Over de grens

Onder invloed van klimaatverandering stijgt de zeespiegel en nemen weersextremen toe. Waar dat toe kan leiden, laten recente overstromingen zien. In de zomer van 2021 trok een kolkende watermassa een vernielend spoor door Valkenburg. In januari hadden bewoners langs de Linge met ernstige wateroverlast te kampen. De Watersnoodramp herinnert ons aan de kwetsbaarheid van Nederland.

Toch is dat maar het halve verhaal. Nederland is geen geïsoleerd land, maar verbonden met andere landen in de wereld. Dat de Watersnoodramp van 1953 nog altijd als een van de belangrijkste ijkpunten in de nationale geschiedenis fungeert, lijkt op het eerste oog goed nieuws: de herinnering is immers nog niet ‘overschreven’ door een volgende grote overstroming. Totdat je je realiseert hoe groot de rampspoed in juli 2021 was in de buurlanden. In de omgeving van het Belgische Pepinster, op nog geen dertig kilometer van de Nederlandse grens, vielen 39 doden en in Duitsland meer dan 180 doden.

Dat internationale perspectief mag bij deze herdenking niet ontbreken. De Watersnoodramp was meer dan een nationale ramp. Afgezien van het feit dat er ook tientallen slachtoffers in het Verenigd Koninkrijk en België vielen, werd deze ramp als een internationale catastrofe beleefd. Het nieuws ging de hele wereld over en bracht een ongekende golf van internationale solidariteit teweeg. Vrachtwagens uit heel Europa, volgeladen met kleding, keukengerei, dekens, bouwmaterialen en laarzen, reden af en aan naar het rampgebied. Griekenland doneerde krenten en citroenen. Zweden en Noorwegen schonken bontmantels en huizen. Op de ambassade in Washington leverden mensen stofzuigers, koelmachines, tandpasta en sigaretten af. Vanuit Australië werden de ingezamelde goederen gratis verscheept met de Holland-Australië-lijn.

Eén land sprong eruit: Denemarken. Denen voelden zich massaal geroepen om de Nederlanders te helpen, die zo kort na de Tweede Wereldoorlog alweer een grote catastrofe te verwerken kregen. Onder het motto ‘Hollands-Hjaelpen’ kwam een landelijke campagne op gang, die een ongekend succes werd. Via oproepen in de landelijke en plaatselijke media werden burgers aangemoedigd bij te dragen, van jong tot oud. Overal in het land opende het Rode Kruis centra, waar Denen goederen konden afgeven. Alleen al in Kopenhagen waren dat er tweehonderd. In een mum van tijd doneerden de Denen voor veertig miljoen kronen aan geld en goederen. Er kwam genoeg binnen om „150.000 Nederlanders van top tot teen in nieuwe kleren te steken”, aldus een journalist van het Algemeen Dagblad.

Velen benadrukten het gevoel van verwantschap met de Nederlanders. Een Deense soldaat zei: „We komen uit een klein land, maar we voelen voor u als broeders en zusters.” In Esbjerg, waar de hele dag vrachtwagens door de straten reden om kleding op te halen, doneerde een vrouw een wollen deken met dit briefje erbij: „Deze deken is mij in een concentratiekamp gegeven door een barmhartige Nederlander. Nu keert de deken terug naar zijn vaderland om een Nederlander in nood te verwarmen, zoals de deken een mij zijn warmte gaf.” Een emotionele en treffende boodschap, waaruit bleek hoe groot haar behoefte was om iets terug te doen. Een 29-jarige Deense hulpverlener sprak de hoop uit dat de hulpacties de onderlinge solidariteit tussen Europeanen zou vergroten: „Het besef, dat we bij elkander behoren, is in ieder geval hierdoor sterker geworden.” Een columnist van het Overijssels Dagblad was geroerd door alle liefdadigheid en constateerde: „Uit alle landen van de wereld werd gestuurd. We zijn eigenlijk allemaal wereldburgers.”

Voorkomen van rampen

Mijn opa is altijd heel trots geweest op de inzet van manschappen. Hij liet zelden emoties zien, maar sprak met veel genegenheid over de hulpacties die in 1953 van de grond kwamen voor de getroffen Nederlanders. Zeventig jaar na de Watersnoodramp maken de vele, vaak hartverwarmende krantenberichten over de internationale hulpverlening op mij nog altijd veel indruk. Laat deze herdenking ook het moment zijn om stil te staan bij het belang van internationale solidariteit. Die is niet alleen nodig in reactie op rampen, maar ook in het voorkomen ervan.

Lotte Jensen is hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit en auteur van 'Wij en het water. Een Nederlandse geschiedenis'. Dit opinieartikel verscheen eerder in NRC.

Interessant artikel?

Meer op Radboud Recharge.

Contactinformatie

Organisatieonderdeel
Faculteit der Letteren