Stel: je neemt de auto naar een plek waar je nog niet eerder bent geweest. Via je navigatiesysteem kom je gemakkelijk van A naar B. Ondertussen heb je wellicht niet door dat dit navigatiesysteem jouw navigatievermogen vermindert en dat je smartphone jouw concentratievermogen aantast.
Vaardigheden en het menselijk welzijn worden steeds meer beïnvloed door nieuwe technologieën, stelt Emily Murphy tijdens haar keynote op het symposium.
Hersenwetenschap in dienst van welzijn
Hoe kunnen we gegevens uit de hersen- en gedragswetenschappen gebruiken bij het maken van beleid om ons cognitieve welzijn te verbeteren? ‘We hebben enorm veel tijd en geld gestoken in het begrijpen van hoe we denken en ons gedragen’, aldus Murphy. ‘Hoe kunnen we deze informatie toepassen?’ Murphy legt uit dat we hersen- en gedragswetenschappen moeten benutten bij het nemen en evalueren van beslissingen. Beslissingen over hoe we onszelf besturen en hoe we bereiken wat de overheid idealiter zou moeten doen, namelijk het algemene welzijn van alle mensen bevorderen. ‘Het verbeteren van het welzijn van mensen is het domein van de wet, maar ook van de gedrags- en hersenwetenschappen’, volgens Murphy.
Het concept van nudging is al lang populair in beleid om individuen betere, gezondere keuzes te laten maken. ‘Nudging is de praktijk van het subtiel sturen van mensen door middel van signalen uit de omgeving, zoals het beïnvloeden van voedselkeuzes.’
Murphy is van mening dat nudging te beperkt is voor veel hedendaagse problematiek. Vragen zoals hoe giftige stoffen, voeding en een warmer klimaat ons denk- en handelingsvermogen beïnvloeden, vereisen een focus op de capaciteiten van mensen en op het collectief in plaats van het individu. Luchtvervuiling en warmere klaslokalen hebben bijvoorbeeld een directe invloed op de hersenfunctie en mentale gezondheid.
Collectief cognitief kapitaal
Murphy introduceert het idee van “Collectief Cognitief Kapitaal”, een raamwerk voor het integreren van gegevens uit gedrags- en hersenwetenschappen in beleidsvorming. Beleidsmakers spreken de taal van economisch kapitaal: geld. Murphy denkt dat we, in plaats van te proberen deze taal te veranderen, deze in ons voordeel kunnen gebruiken door onze cognitie te zien in termen van kapitaal. Net als monetair kapitaal is cognitief kapitaal onderhevig aan schommelingen en wordt het beïnvloed door omgevingsfactoren, zoals voeding, werkdruk en luchtvervuiling.
Murphy legt uit dat ze de term “cognitief” in zeer brede zin gebruikt, inclusief emotieregulatie, sociale vaardigheden en cognitieve veerkracht. Over dat laatste licht ze toe hoe het zware papierwerk in veel banen tegenwoordig de vraag oproept: moet de overheid ons hiermee opzadelen? Een realistisch begrip van de cognitieve veerkracht van mensen zou beleidsvorming over een toegestane hoeveelheid papierwerk kunnen informeren.
Hierna bespreekt Murphy de term “collectief”, waarbij ze uitlegt dat onze cognitieve capaciteiten niet het product zijn van onze individuele hersenen, maar van gezamenlijke inspanningen. We moeten nadenken over het verbeteren van de cognitieve capaciteiten en het welzijn van mensen in overkoepelende zin, niet op individueel niveau.
Met het concept Collectief Cognitief Kapitaal doet Murphy een aanzet om onderzoekers, de samenleving en bovenal overheden een denkrichting te bieden. Een denkrichting die de hersengezondheid van groepen mensen centraal stelt en zo ook de vrijheid en handelingsmogelijkheden van individuen vergroot.