Een denkend bestaan in boeken

Op 17 maart organiseert Radboud Erfgoed een symposium over filosoof en classicus Cornelis Verhoeven (1928-2001). We spraken met zijn kinderen Daan en Neeltje die de werkbibliotheek van hun vader hebben overgedragen aan de UB van de Radboud Universiteit, de plek waar hij studeerde en promoveerde. Best moeilijk, want die boeken zijn hun vader. ‘Maar gelukkig zijn ze nu bij mensen die er net zo dol op zijn als papa.’

Tekst: Bea Ros
Fotografie: Bert Beelen
 

‘Er is een liefde voor het boek, die alleen te bevredigen is door het bezitten van het boek’ (Cornelis Verhoeven, Alledaagse mijmeringen)

‘Zit de rook van Caballero er nog in?’ vraagt Daan Verhoeven aan zijn zus Neeltje. Zij is in klooster Soeterbeeck waar de werkbibliotheek van Cornelis Verhoeven tot voor kort stond, Daan kijkt via een online verbinding vanuit Engeland toe. Neeltje ruikt aan de boeken en meldt opgetogen ‘ja!’.

Foto: Neeltje ondertekent in het bijzijn van haar broer Daan (op het scherm) en conservator Bijzondere Collecties Eefje Roodenburg het overdrachtsdocument.

Als kinderen groeiden ze op te midden van boeken. Zelfs in de keuken stonden boekenkasten. ‘En daar hing ook een poster van Schopenhauer’, herinnert Daan zich. Hun vader was een verzamelaar. Tot ongeveer 1978 hield hij in aantekenboekjes nauwkeurig bij wat hij allemaal kocht, per dag en per week. Later stapte hij waarschijnlijk over op een digitale boekhouding. Zijn boekenverzameling weerspiegelt zijn liefde voor literatuur, de klassieken en de filosofie. Het was bovenal een handbibliotheek voor dagelijks gebruik, geen verzameling om louter mooi te wezen. En dat, zo hopen zijn kinderen, gebeurt straks binnen de UB ook weer.   



‘Troosten is een magisch gebaar, omdat troosten een onmogelijke daad is’
(Cornelis Verhoeven, Alledaagse mijmeringen).



Na de dood van hun vader, in 2001, rees de vraag wat te doen met al die boeken. ‘Papa had  zelf gezegd: die moet je lekker verkopen’, vertelt Daan, ‘maar dat voelde niet goed voor ons. De collectie was te intrinsiek van hem. Alsof we een deel van onze vader zouden verkopen.’ Neeltje vult aan: ‘We wilden dat zijn werkbibliotheek bij elkaar bleef en anderen er ook nog iets aan zouden hebben.’  Het aanbod van Wil Derkse kwam daarom als geroepen. Derkse had Verhoeven leren kennen toen beiden lesgaven op het Jeroen Bosch College, promoveerde later bij hem en werd een goede vriend van hem. In 2001 was Derkse net benoemd tot hoogleraar-directeur van het Soeterbeeck-programma voor wetenschap, samenleving en levensbeschouwing. Hij bood aan de werkbibliotheek als langdurige bruikleen te verhuizen naar het studiecentrum van klooster Soeterbeeck.

Foto: Neeltje, Daan en Johan bekijken de collectie van Cornelis Verhoeven

Samen met hun moeder en stiefvader maakten Daan en Neeltje een schifting. Alle manuscripten en notitieboekjes van Verhoeven gingen naar het Letterkundig Museum - alleen het manuscript van Een vogeltje in mijn buik (1976), waarin Verhoeven de taalontwikkeling van zijn kinderen beschreef, hielden ze in de familie.
Verder gingen de meeste romans en dichtbundels ook niet mee. Neeltje herinnert zich nog hun gesprekken tijdens de verhuizing over de waarde van de boeken en wat er nu wel en niet mee moest. ‘De verhuizers zeiden op een gegeven moment: “Nou, wetenschappertjes, zullen we weer eens verder gaan?” Die zin is bij ons wel onsterfelijk geworden.’

Toen UB-conservator Eefje Roodenburg twintig jaar later de boekverzameling in Soeterbeeck bij toeval aantrof, wist ze dat een tweede verhuizing nodig was. De collectie-Verhoeven bevat onder meer zo’n dertien meter oude drukken en bijzondere boeken, zoals een zeventiende-eeuws exemplaar van De stad van God (Augustinus) en ruim honderd edities van Over de Navolging van Christus van Thomas à Kempis. En die verdienden een beter en gelijkmatiger klimaat dan het klooster kon bieden. Ze stelde de familie daarom voor de collectie over te hevelen naar de collectie van de UB. Die ging daar uiteindelijk mee akkoord. ‘We weten dat de boeken bij mensen komen die er net zo dol op zijn als papa.’

De taal is rijker dan men op het eerste oog zou denken.’
(Cornelis Verhoeven, Kleine denkoefeningen)



Hun vader leefde in en met de boeken. Daan verduidelijkt: ‘Papa leefde in taal, in boeken lezen en boeken schrijven. Nadenken over wat er geschreven is en wat hij zelf schreef.’ Neeltje knikt. ‘En nadenken over woorden en de betekenis daarvan. En wie er welke betekenis aan had gehecht en in welke vorm.’
Zijn denken startte vaak ook vanuit die taal, vanuit de betekenis en historie van woorden. Al schrijvende scherpte hij zijn gedachten daarover. Schrijven was denken en denken was schrijven voor Verhoeven. Hij schreef in een fraaie en uiterst beheerste stijl. ‘Het heeft vrij lang geduurd voor hij kon toegeven dat mensen ook in gebrekkig Nederlands wel iets interessants konden zeggen of gelijk hebben’, vertelt Neeltje.

Toen ze op school Grieks en Latijn kregen, praatte hij met hen over zijn eigen vertalingen van de klassieken, en over hoe je teksten kon interpreteren: staat er dit of bedoelde hij nou dat? ‘Dat waren onze huis- tuin en keukengesprekken’, vertelt Neeltje. ‘Papa had daar enorme lol in en wij op den duur ook. Als iemand er met zoveel bezieling over taal praat, krijg je daar wat van mee.’
Daan vertelt dat hun vader op de klassieke vraag ‘welk boek neem je mee naar een onbewoond eiland’ altijd koos voor het Woordenboek der Nederlandsche taal. Dat was natuurlijk een beetje vals spelen, want dit historische woordenboek omvat maar liefst 32 delen. ‘Het was echt zijn bijbel’, vertelt Daan, ‘daar zat hij altijd in te snuffelen.’

Verhoeven hield van mooie oude woorden. ‘Papa had een zwak voor die mooie, zeldzame woorden die zoveel uitdrukken dat je ze eigenlijk maar moeilijk kunt omschrijven, Bijvoorbeeld ‘schalks’. Zo waren er ook veel woorden uit het Brabantse dialect waar hij heel dol op was. ‘Durske’, meisje, vond hij een lief woord, veel mooier dan ‘meske’.’
In sommige boeken ging het misschien wel meer om de woorden dan om de inhoud. Zo weten Daan en Neeltje niet zo goed waarom hun vader zoveel edities van de Navolging van Christus verzamelde. ‘Alleen dat hij de zinnen daarin zo mooi vond galmen.’  



‘Geen enkele vorm van denken, beleven of scheppen kan de werkelijkheid vervangen, zij kunnen haar alleen benaderen.’
(Cornelis Verhoeven, Kleine denkoefeningen)



Genuanceerd, onderzoekend, zonder dogma’s. Aldus karakteriseren Daan en Neeltje de filosoof Verhoeven. ‘Hij geeft je geen handleiding. Hij geeft je eigenlijk niets, behalve vragen en verwondering’, licht Daan toe. ‘Hij zet dingen op losse schroeven, maar draait geen schroeven aan.’ Neeltje vult aan: ‘Als je op zoek bent naar zekerheden, moet je zijn werk niet lezen.’ Of zoals Kees Fens in zijn In Memoriam voor Verhoeven schreef: ‘Hij was de ideale leermeester: hij hield de twijfel in stand.’

Wil Derkse, die al als 15-jarige Verhoevens columns in de krant las, schreef hierover: ‘Na lezing had ik een iets helderder hoofd dan daarvoor en ik keek anders tegen het onderwerp aan. Ik begreep pas jaren later dan dit filosofie wordt genoemd.’

En Verhoeven was een echte filosoof. Geen filosofoloog (iemand die nadenkt over en samenvat wat anderen hebben gedacht), maar zijn eigen gedachten ontvouwt. Behalve over woorden dacht hij veel na over de werkelijkheid. ‘En dan vooral over hoe ondenkbaar die werkelijkheid is,’, vertelt Daan. ‘Hij benadrukt telkens: dat ik dit denk, wil nog niet zeggen dat het werkelijk zo is. Dat was heel erg belangrijk voor hem: de realiteit moet altijd de eerste plaats innemen. De realiteit zal zich niet voegen naar wat jij denkt, nee, wat jij denkt, moet zich voegen naar de realiteit.’
Dat betekende voor hem ook dat activisme, de werkelijkheid willen veranderen, zinloos is, want op de zaken die ertoe doen in het leven – geboorte, geluk, ziekte, dood – heb je geen grip. Hij was meer denker dan doener. ‘Papa onderging dingen. Hij was een toeschouwer’, zegt Neeltje. Daan knikt: ‘Papa richtte zich erg tegen die activistische cultuur van ‘geen woorden, maar daden’. Hij had liever de woorden.’
‘Zijn werk is actueler dan ooit’, vindt Neeltje. ‘Wij zijn heel erg opgegroeid met dat zwart-wit niet bestaat, dat je dingen altijd van meer kanten kunt bekijken. Hij was geen doorsnee vader, maar dat realiseer je je pas later.’  



‘Alles is onzin – behalve de liefde’
(Cornelis Verhoeven, Kleine denkoefeningen)

 

De UB is nu bezig de collectie-Verhoeven te inventariseren. Iedereen kan boeken daaruit straks aanvragen via de catalogus en ze inzien. Bovendien is het de bedoeling dat ze op termijn digitaal beschikbaar komen. Ook wil de UB onderzoek doen naar de gebruikssporen in de boeken, zoals notities of onderstrepingen van Verhoeven. Zijn kinderen worden daar blij van. ‘Ik hoop dat mensen er heel veel gebruik van gaan maken en dat het een hernieuwde interesse voor papa’s werk aanwakkert’, zegt Neeltje.

Daan herinnert zich nog hoe fijn het was om in dat huis vol boeken op te groeien. ‘Die inspireren je om te accepteren dat er zoveel meer werelden zijn. Ik hoop dat als mensen papa’s bibliotheek gebruiken, ze zich ook begeesterd voelen door het idee van al die werelden.’

Boeken nogmaals, zijn er om te gebruiken, niet om mooi te staan wezen, of nog erger, te verstoffen in een kast of kluis. ‘Met aandacht de boeken gebruiken, dat zou papa geweldig hebben gevonden.’

Foto: Radboud conservatoren dragen zorg voor de werkbibliotheek van Cornelis Verhoeven

Cornelis Verhoeven (1928-2001)
Na een afgebroken priesteropleiding studeerde hij in Nijmegen klassieke talen, filosofie en godsdienstwetenschap. Hij promoveerde daar in 1956 op De symboliek van de voet. Van 1955 tot 1982 was hij leraar klassieke talen in Den Bosch en daarnaast publicist en van 1963-1975 redacteur van het literaire tijdschrift Raam. Van 1982 tot zijn emeritaat in 1993 was hij hoogleraar Filosofie van de klassieke oudheid en later hoogleraar Metafysica en haar geschiedenis. Hij heeft ruim 3700 publicaties op zijn naam staan, waaronder ruim tachtig boeken (onder meer Rondom de leegte (1965), Tegen het geweld (1967) en Weerloos denken (1982)), en daarnaast vertalingen,  essays, boekrecensies en columns. In 1979 werd aan hem de P.C. Hooftprijs voor essayistiek toegekend en in 1980 uitgereikt. Jacques De Visscher, van 1998-2008 hoogleraar Filosofie en Literatuur aan de Radboud Universiteit, karakteriseert hem als ‘de meest vruchtbare en oorspronkelijke wijsgeer die het Nederlandse taalgebied heeft voortgebracht.’

Literatuurverwijzing

De citaten van Cornelis Verhoeven zijn afkomstig uit de bundels Alledaagse mijmeringen (Damon, 2021) en Kleine denkoefeningen (Damon, 2022), die zijn verschenen op initiatief van Daan Verhoeven. Ze bevatten niet eerder gepubliceerde essays uit de jaren 1953-1956, geselecteerd door Jacques De Visscher en Jean-Pierre Monsieur.

Contactinformatie

Organisatieonderdeel
Radboud Erfgoed