Portret van Piet Aalberse door Antoon Molkenboer
Portret van Piet Aalberse door Antoon Molkenboer

Familie-ontmoeting in het KDC-archief: het archief van politicus Piet Aalberse (1871-1948)

Zijn regelmatige handschrift, de geordende college-aantekeningen, zijn eloquente maidenspeech, de dagboekpassages over de dood van zijn tienjarig dochtertje. Oog in oog met enkele documenten uit het negentien meter omvattende archief van de katholieke politicus Piet Aalberse (1871-1948) leren Klaas Landsman en Suzanne Aalberse hun overgrootvader opnieuw kennen. ‘Die discipline hebben we van hem geërfd.’

Tekst: Bea Ros

De oma van moederskant van Klaas Landsman (hoogleraar Mathematische fysica aan de Radboud Universiteit) was de derde dochter, Nell, van staatsman Piet Aalberse. ‘Mijn opa was idolaat van hem. Hij was volgens mij heel trots dat hij met de dochter van een minister was getrouwd.’ Zijn opa gaf Klaas, net als al zijn kleinkinderen, de biografie van Gribling over zijn beroemde schoonvader, met daarin een getypte opdracht: ‘(…) Aalberse, die ik ruim 19 jaar heb gekend, mag tot de grote Nederlanders van zijn tijd worden gerekend.’

foto: getypte opdracht boek Klaas Landsman

De opa van Suzanne Aalberse (voormalig postdoc aan de Nijmeegse letterenfaculteit, nu taalwetenschapper aan de Universiteit van Amsterdam) was de enige zoon van het acht kinderen tellende gezin van de katholieke voorman. Van de naaister van haar opa en oma hoorde ze: ‘Jouw vader lijkt precies op zijn opa, net zo zachtaardig.’ Haar opa van moederskant had als jonge knaap minister Aalberse eens horen spreken. ‘Hij was daar diep door geraakt en vertelde ons daar vaak over.’
Zo leeft hun overgrootvader voort in de familieverhalen. Maar wie was hij nou echt? Op uitnodiging van Radboud Erfgoed hebben Klaas en zijn achternicht Suzanne gegrasduind in het overzicht van de 1629 documenten uit het familiearchief P.J.M. Aalberse en daar een persoonlijke selectie uit gemaakt. Ze mogen deze stukken inzien op het Katholiek Documentatie Centrum (KDC), net voordat het negentien meter dozen omvattende archief in het Regionaal Archief Nijmegen achter slot en grendel gaat. Onder het toeziend oog van de pater familias - Klaas heeft een portret van Piet Aalberse van huis meegenomen en op tafel gezet - verdiepen de achterkleinkinderen zich in de documenten.

Rebellie

'Het meelij betrof allereerst de kinderen en vrouwen, die in de industrie een voor hen ondraaglijk zwaren, vooral te langdurigen, arbeid hadden te verrichten. (…) Vervolgens ook hen, die door ziekte of ouderdom, broodeloos waren geworden, en tenslotte hen, die werkloos waren. Fel was de strijd, ook onder de Katholieken, of hier de Staat een taak te vervullen had. Rerum Novarum heeft er de beslissing van gegeven.' (inventarisnummer 1059)

foto: Suzanne Aalberse en Klaas Landsman bekijken archiefstukken van hun overgrootvader Piet Aalberse bij het KDC.

Piet Aalberse geldt als een van de grondleggers van de verzorgingsstaat. Als Tweede Kamerlid (1903-1916) en later als eerste minister van Arbeid in het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck (1918-1925) heeft hij met succes geijverd voor eerst de tienurige en later achturige werkdag, de Bakkerswet en het verbod op kinderarbeid. Suzanne: ‘Op school leerde ik over het kinderwetje van Van Houten. Thuis zeiden mijn ouders dan: ja, maar jouw overgrootvader heeft ervoor gezorgd dat kinderen helemaal niet meer hoefden te werken.’
Allemaal zaken om als nazaten trots op te zijn, maar Klaas zit ook iets dwars. Want ondanks zijn vooruitstrevende sociale politiek steunde zijn overgrootvader als standvastig katholiek ook het verbod op werk voor vrouwen en weigerde hij als minister ongehuwde moeders uitkeringen te geven, omdat hun onzedelijk gedrag dan beloond zou worden. ‘Steeds dat compleet verzuilde katholieke! Hij heeft duidelijk Rerum Novarum willen uitvoeren. Hij las die encycliek als student en is er sindsdien niet meer van afgeweken. Alles ook altijd met toestemming van het episcopaat, zijn beste vriend was bisschop van Haarlem. Hij is nooit uit die rol gestapt. Misschien hoopte ik in deze documenten een verandering te vinden.’
KDC-archivaris Ramses Peters wijst op de tijdgeest: ‘Hij was geen meeloper en progressiever dan veel andere katholieken in zijn tijd.’ Aalberse is een typische vertegenwoordiger van de katholieke emancipatie: vasthouden aan de eigen zuil was nodig om krachtig te worden. En paus Leo XIII was met zijn encycliek in 1891 wel degelijk progressief, vertelt Peters. ‘De pausen na hem waren veel minder met sociale zaken bezig.’ Rerum Novarum schetst een eigen sociaal-politieke weg voor katholieken: bescherming van en solidariteit met arbeiders, maar ook recht op eigendom. Dat was destijds een nieuw geluid, evenals zijn pleidooi voor (katholieke) vakbonden.

Klaas twijfelt. ‘Oké, die sociale politiek was wel progressief. En dat de eerste minister van arbeid een katholiek was, dat is ook wel weer mooi. Maar de katholieke zuil was ook: als we maar aan de macht blijven of tenminste als groep blijven bestaan en daar ging Aalberse vol in mee. De kern van christendom is toch de mens, katholiek of niet, maar dat zie ik niet bij hem. Hij was zonder twijfel een vent van formaat, hij had toch door het kerkelijke apparaat heen mogen prikken!’
Suzanne: ‘Maar misschien is dat ook projectie: je hoopt iets te vinden wat je zelf belangrijk vindt.’ Klaas knikt. ‘Het komt ook door mijn vader, die zijn eerste niet-katholieke medemens pas op zijn 21e ontmoette. Hij had onder invloed van mensen als Huub Oosterhuis de kerk verlaten, maar de laatste maanden voor zijn dood was hij nog steeds boos op de katholieke kerk van zijn jeugd. Alles kwam terug, het hele benauwende, hiërarchische en dogmatische van het katholicisme. Dat hij daar op zijn 91e nog zo boos over was en mee worstelde, dat vond ik heftig. Piet Aalberse was een vent uit één stuk, hij heeft kennelijk nooit getwijfeld.’
Suzanne: ‘Mijn ouders zijn van huis uit katholiek, maar hebben ons nooit zo opgevoed. Mijn vader heeft er bij het gemeentehuis voor geknokt dat we niet als katholiek geregistreerd werden: ‘Deze baby is niet katholiek, als ze dat wil, mag ze dat later zelf beslissen.’.’

Zuinigheid

‘Zolang onze ambtenaren met ons belastinggeld niet omgaan zoals met hun eigen geld, zolang zijn wij niet klaar voor socialisme.’ (familie-overlevering)

 

Dit citaat kreeg Suzanne vaak te horen van haar opa van moederskant, die als puber dus de beroemde katholieke politicus, zijn latere schoonvader, in Twente had horen spreken. Maar waar en wanneer precies? Mogelijk tijdens de Twentse Katholiekendagen in Almelo, op 24 mei 1926? Maar in de handgeschreven redevoering, Dr. Schaepman als Staatsman, die Aalberse op die dag hield, zoekt ze vergeefs naar die zin. ‘Pfff, ik had niet verwacht dat het handgeschreven zou zijn en zo krankzinnig lang!’
Ze besluit later, op advies van haar vader, nog verder te gaan speuren, bijvoorbeeld in een van de verkiezingsredes die Aalberse in kiesdistrict Almelo hield. Want ze herkent zich wel in de uitspraak van haar overgrootvader: ‘Ik maak nu de begrotingen van onze faculteit en ik vind ook dat we zuinig moeten zijn met overheidsgeld.’
Klaas: ‘Ik herken die zuinigheid ook in onze familie. Wij kleinkinderen moesten vroeger twee aan twee een zak patat delen, jij een frietje, ik een frietje, terwijl opa als directeur van een tapijthandel genoeg te besteden had. Hij had zelfs een auto met chauffeur.’
Toch hield politicus Aalberse niet per definitie de hand op de knip. Berucht is zijn aanvaring met premier Colijn in 1935 die tot de val van diens tweede kabinet leidde. Als Kamerlid weigerde hij zijn vertrouwen uit te spreken in het in zijn ogen veel te drastische bezuinigingsbeleid. ‘Het gaat erom dat je geen geld uitgeeft aan frivole en extravagante dingen’, duidt Suzanne diens handelen. Overheidssteun aan arbeiders en werklozen om zo de economie draaiende te houden, valt daar niet onder. ‘Daar kan ik het wel mee eens zijn.’
Het bewuste citaat mag niet gevonden zijn, maar Ramses kan hen wel bewegende beelden tonen van Katholiekendagen, dit keer van 1924 in het Amsterdamse Willemsparkstadion. Klaas en Suzanne vergapen zich aan het defilé van priesters, nonnen en katholieke  hoogwaardigheidsbekleders. ‘Kijk, daar loopt hij, naast Ruijs de Beerenbrouck!’
‘Potsierlijk’ vindt Klaas het evenement. Suzanne is vooral verbaasd: ‘Ik vind die Katholiekendagen een openbaring. Ik heb nooit geweten dat het zoiets groots was, dacht dat het gewoon wat mensen in een zaaltje waren.’

Familieman

‘’t Is zoo’n geval, waar de dokters blijkbaar niets aan kunnen doen. Het eenige middel is: bidden. O God, verhoor ons! Laat ons onze kleine Gukie behouden! (…) Mijn God, mijn God, wij onderwerpen ons aan Uw H. Maar ’t is zoo zwaar dit kruis! Ach, laat haar niet lijden!..’ (dagboek deel VI, 7-16 februari 1918)

foto: Pater familias Piet Aalberse met echtgenote Lies en tien kleinkinderen en vier kinderen (ouders van de kleinkinderen). Voorste rij links de moeder van Klaas, Joke Fehmers met op haar schoot Klaas’ oom Chris. De vader van Suzanne was nog niet geboren.

Ogenschijnlijk vanuit het niets is Piet Aalberse opgeklommen. Zijn opa was wijnhandelaar en zijn vader banketbakker. Hij was een eerste-generatiestudent, zoals veel katholieken dat in die tijd en ook later nog waren. Hij studeerde eerst Nederlands en daarna rechten in Leiden, waar hij onder meer samen met Ruijs de Beerenbrouck in 1893 de katholieke studentenvereniging Augustinus oprichtte.

Dagboekfragment uit februari 1918, over de dood van het dochtertje van Piet Aalberse.

Klaas bladert door de dagboeken van Aalberse. ‘Hij schrijft helemaal niets over de oprichting van de Katholieke Universiteit, best vreemd.’
Maar hij en Suzanne zijn in dit deel van het dagboek vooral op zoek naar de passages waarin Aalberse schrijft over de dood van zijn tienjarig dochtertje Guusje (Gukie). Ze leed al weken aan een mysterieuze ziekte. Nadat de artsen haar definitief hadden opgegeven, moesten de ouders nog vijf dagen haar lijden en sterven aanzien.  
Suzanne leest voor uit het dagboek: ‘Vader, ga u nu maar weg, want anders durft de zuster niet te komen om me te helpen.’ Waarop Aalberse na een laatste ‘zoentje’ en ‘kruisje’ inderdaad weg gaat. ‘Dat een tienjarig kind zoiets zegt!’
Klaas verbaast zich over het handschrift van de vader: ‘Dat blijft even netjes en regelmatig als altijd, hoewel hij over de dood van zijn dochtertje schrijft. Hij moet uiterst gedisciplineerd zijn geweest.’ Suzanne wijst op nog een andere passage over het dode dochtertje: ‘Zij was een lief kind, dat ons nooit eenige moeite heeft gegeven. Ik kan mij niet herinneren, dat ze ooit ook maar de geringste straf van mij heeft gehad.’ ‘Dat zou ik bij de dood van mijn kind nooit schrijven! Het waren echt andere tijden.’

Discipline

‘Wanneer de heer Troelstra ons thans verwijt, gelijk hij Dinsdag heeft gedaan, dat wij, de Christelijke leiders, de arbeiders in die dagen in den steek hebben gelaten om de rijken te verdedigen en te beschermen, geloof ik daarop te mogen antwoorden, dat wij ten minste in die dagen den moed hebben gehad, om aan de arbeiders de waarheid te zeggen; (…) dat wij geen ledige tonnen hebben beloofd (…) maar de arbeiders hebben beschermd tegen het oproeren zijn, vooral voor hen, vreeselijke gevolgen (…) opdat niet, wanneer, na het verliezen van den hachelijken strijd, de leiders in hun kalme woningen en villa's zich terugtrokken, de waarlijke slachtoffers de handen behoefden uit te strekken tot het ontvangen van het brood der genade.’ (maidenspeech 1903, inventarisnummer 1059)

In zijn maidenspeech als Kamerlid geeft Aalberse de socialist Troelstra (‘Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil’) toch een fraaie veeg uit de pan, vindt Klaas. ‘Hij is heel eloquent. Die tekst loopt als een trein. Retorisch is hij heel erg ontwikkeld.’
En dat voor de zoon van een banketbakker. ‘Hij kwam uit het niets. En dan zo’n oeuvre!’ Hij wijst naar alle documenten die op tafel liggen, slechts een fractie van het geheel. Dagboeken, twee schriften waarin Aalberse zijn boekenbezit bijhield (‘dat deed mijn opa ook’, vertelt Klaas), brieven, tig redevoeringen, lezingen en colleges. Werken niet alleen als politicus, maar ook als uitgever, redacteur en leraar. Klaas: ‘Hoe hij dat allemaal in één leven paste! Wat een prestatie en wat een discipline! Zijn wij mietjes of zo?’ 
Suzanne leest voor uit de dagboeken: ‘Ik heb van negen uur ’s ochtends tot elf uur ’s avonds gewerkt en ik heb hoofdpijn.’ Nou ja, dat doen wij als wetenschapper toch ook regelmatig?’ zegt Klaas. ‘Die discipline hebben we van hem geërfd. Maar ik kom niet uit het niets, de voorgaande generaties hebben iets voorbereid.’

Oog in oog met de archiefstukken komt hun overgrootvader tot leven. ‘Ik had zijn handschrift nooit in het echt gezien’, vertelt Klaas. ‘Die regelmaat pagina na pagina. Dat bevestigt wel het beeld dat ik van hem had: extreem gedisciplineerd en heel precies.’
Suzanne verbaast zich over hoe geheel anders en tegelijkertijd vertrouwd zijn leven was. ‘Als ik naar zijn college-aantekeningen kijk, keurig geordend naar de onderwerpen die hij wilde overbrengen, herken ik de lessen van mijn collega’s. Ik ben zelf nogal chaotisch, maar zij hebben me geleerd maximaal drie hoofdpunten te kiezen. Dat onze overgrootvader ook nog de leerdoelen zo duidelijk noemt, vind ik echt verrassend. Dat soort kleine dingen tekenen iemand ook.’
Ze vraagt zich hardop af hoe hun eigen achterkleinkinderen ooit naar hun levens zullen kijken. ‘Die zullen dit materiaal niet hebben, dit is echt uniek’, vindt Klaas. ‘Het blijft iemand om trots op te zijn, ofschoon hij geen rebel was.’
Suzanne, eerder enigszins teleurgesteld door het in 2007 uitgegeven boek met dagboekfragmenten van Aalberse: ‘De lezing daarvan wekte vooral bevreemding. Door nu te lezen in zijn redevoeringen en college-aantekeningen zie ik veel meer herkenning. Mijn overgrootvader was een vriendelijke en aardige man.’

Metamorfoze

De talloze handgeschreven papieren en gedrukte uitgaves uit het archief Aalberse vormen een schat voor onderzoekers. Er is alleen één nadeel: het papier van rond de eeuwwisseling is weinig duurzaam. De dagboeken van Aalberse zijn al in een bad met een magnesiumoxide-oplossing gedompeld om de verzuring van het papier tegen te gaan. Om het archief te conserveren én publiek toegankelijk te houden is het met subsidie van het landelijke conserveringsprogramma Metamorfoze geheel gedigitaliseerd. Daarna gaan de originelen naar een volgens de Archiefwet goedgekeurde locatie met adequate klimaatbeheersing, in dit geval het Regionaal Archief Nijmegen. Daar zal het slechts bij hoge uitzondering nog in te zien zijn. Online is het sinds dit voorjaar voor iedereen beschikbaar.

Contactinformatie

Organisatieonderdeel
Radboud Erfgoed