In het boek gaat Ivo Nieuwenhuis in op de Nederlandse humorgeschiedenis. Bestaat er dan ook zoiets als ‘Nederlandse humor’? ‘Het is altijd gevaarlijk om te zeggen dat iets typisch Nederlands is, want er zijn altijd internationale invloeden’, zegt Nieuwenhuis. Toch ziet hij in de grove humor van onder andere Hans Teeuwen en Jiskefet wel iets typerends voor de Nederlandse cultuur. 'Die harde, botte stijl past ook wel bij het imago van de Nederlander als een botterik.’
Waar die botte stijl vandaan komt? Volgens Nieuwenhuis is dat grotendeels te verklaren door de maatschappelijke veranderingen in de jaren zestig. ’Begin jaren zestig is het gezag heilig. Je mag niet spotten met de kerk, het koningshuis of politieke gezagsdragers. Maar dan komt er een nieuwe norm op: we zijn allemaal gelijk en iedereen moet op dezelfde manier aangepakt kunnen worden. Of je nou een boer bent of de koning, je moet om iedereen grappen kunnen maken.’ Om die nieuwe norm te bevechten, gaan mensen volgens Nieuwenhuis juist grove grappen maken en grensoverschrijdende humor bedrijven, tot grote ergernis van de groep mensen die deze humor nog altijd schandelijk en walgelijk vindt.
Nieuwe consensus
De grove humor werd volgens Nieuwenhuis voornamelijk bevochten in de media, met de televisie als belangrijk strijdtoneel. ‘Er was in de jaren zestig een satirisch televisieprogramma, Zo is het toevallig ook nog eens een keer. Dat was er heel erg op uit om te provoceren,’ vertelt Nieuwenhuis. ‘Op een gegeven moment wilden zij een sketch maken over de burgemeester van Amsterdam. De VARA, de uitzendende omroep, vond deze sketch te controversieel en verbood hem. Toen zei de redactie: het is alles of niks, ofwel het mag wel, ofwel wij stoppen ermee. Nou, het mocht niet. Dus stopten ze. Er werd toen een duidelijk statement gemaakt: wij gaan niet meer buigen voor censuur. Uiteindelijk hebben ze daarmee toch wel iets voor elkaar gekregen, want je ziet dat daarna de grenzen heel snel opschuiven voor wat er mag en van hoe grof de humor wordt.’
Dankzij dit soort acties ontstaat er een nieuwe consensus, namelijk dat je overal grappen over moet kunnen maken - juist ook over het gezag, want dat kun je zo een beetje scherp houden. ‘Je zou denken: hoe grover de humor, hoe meer schandalen, maar dat is dus niet het geval. In de jaren negentig is er juist veel grove humor, maar zijn er weinig schandalen,’ zegt Nieuwenhuis. Volgens hem ligt schandaalgevoeligheid aan de tijdsgeest: in tijden van veranderende normen en waarden zijn er veel schandalen, in tijden van consensus maar weinig.
Grappen over minderheden
Niet vreemd dus dat Nieuwenhuis in de afgelopen zes jaar weer een piek van schandalen zag. Ook dit is volgens hem te verklaren door veranderende normen en waarden. ‘De nieuwe discussie gaat er meer over dat harde grappen iets negatiefs kunnen teweegbrengen in de samenleving, omdat ze ten koste gaan van meer kwetsbare groepen,’ constateert Nieuwenhuis. ‘Je kunt een harde grap maken over een machtige instantie, zoals de koning of religie: die moet tegen een stootje kunnen. Maar er is ook veel harde humor die niet is gericht tegen machtige groepen, maar juist tegen minderheden, zoals homo’s of Marokkanen.’
Als voorbeeld haalt Nieuwenhuis de zogenaamde ‘pisnichtaffaire’ aan. In 2018 ontstond er commotie omdat cabaretier Youp van ’t Hek het woord pisnicht gebruikte in zijn grappen. Reden voor Nieuwenhuis om in zijn boek in te gaan op de geschiedenis van "de homograp". ‘Die werden in de jaren negentig ook gemaakt, maar toen vielen mensen er niet over. Dat er in recente jaren wel uitgebreid discussie over wordt gevoerd, zegt veel over veranderende machtsverhoudingen,’ meent Nieuwenhuis. 'In de jaren negentig vonden homo's dit ook niet per se grappig, maar toen had deze groep misschien nog niet het zelfvertrouwen om een statement te maken: je wilde geen zeikerd zijn. Nu is er wel het zelfvertrouwen om te zeggen: we pikken dit niet meer.'
Deze hedendaagse discussies over humor leggen de huidige activistische tijdsgeest bloot. Tegelijkertijd ziet Nieuwenhuis juist veel overeenkomsten tussen discussies over humor in de jaren zestig en nu. ‘Alleen is het onderwerp veranderd. Toen ging het over een grap maken over het koningshuis of religie, nu gaat het om een homograp of een potentieel racistische grap.’ Het idee dat je tegenwoordig minder ‘mag’ zeggen dan vroeger, klopt volgens hem dus absoluut niet. ‘Er zijn in iedere tijd wel gevoeligheden te noemen. De onderwerpen van gevoeligheid verschuiven alleen.’
Het was maar een grapje (2023) door Ivo Nieuwenhuis is uitgegeven door Atlas Contact en nu verkrijgbaar in boekhandels.
Vond je dit onderwerp interessant? Dan is de bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur misschien wel iets voor jou!