Antoon Quaedvlieg
Antoon Quaedvlieg

In memoriam: Antoon Quaedvlieg

Met groot verdriet nemen wij afscheid van professor Antoon Quaedvlieg.

Antoon was zijn gehele wetenschappelijke carrière verbonden aan de Radboud Universiteit. Van 1976 tot 1983 studeerde hij Nederlands recht aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen, onderbroken door een éénjarig studieverblijf aan de Universiteit van Poitiers (1981-1982). Na zijn studie trad hij in dienst als wetenschappelijk medewerker aan onze universiteit. Daar schreef hij aan zijn dissertatie Auteursrecht op techniek, waarop hij in 1987 promoveerde en waarvoor hij een jaar later de J.C. Ruigrok Prijs van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen ontving. In zijn proefschrift waagde Antoon zich op het onontgonnen terrein van de auteursrechtelijke bescherming van technische aspecten van industriële vormgeving en software. Na zijn promotie was Antoon als advocaat verbonden aan Van Doorne & Sjollema en Klos, Morel, Vos & Schaap (in 2016 hernoemd tot Klos c.s.). Bij het laatste kantoor bleef hij werkzaam tot aan zijn overlijden.

In 1990 werd Antoon aangesteld als hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder handels- en economisch recht, industriële eigendom en auteursrecht. Dit ambt bekleedde hij met de voor hem karakteristieke bezieling en toewijding. Zijn colleges werden niet zelden besloten met een ovationeel applaus, dat hij met zichtbaar ongemak in ontvangst nam. In een meeslepende behandeling van het Wokkels-arrest wist Antoon ieder jaar opnieuw te verrassen door een dozijn verpakkingen door de collegezaal te slingeren, zodat  zijn studenten de zaak op haar merites konden beoordelen. Zijn colleges internationaal en rechtsvergelijkend auteursrecht sloot hij traditiegetrouw af met een samenzijn in het Cultuurcafé, waar hij de aanwezige studenten op een rondje trakteerde.

Antoon was een academicus van internationaal formaat. Hij was grondlegger van het Trademark Law Institute en redacteur van verschillende tijdschriften, waaronder het Tijdschrift voor Auteurs-, media en informatierecht (tegenwoordig Auteursrecht) en het Bijblad Industriële Eigendom (tegenwoordig Berichten Industriële Eigendom). Daarnaast was Antoon tussen 2010 en 2022 lid van de Beneluxraad voor de Intellectuele Eigendom en de adviescommissie Auteursrecht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Noemenswaardig was ook zijn rol als initiator van de Wittem Group, een verzameling vooraanstaande academici die was vernoemd naar het gelijknamige kasteel in de nabijheid van zijn geboortestad Heerlen. Dit verbond resulteerde in een invloedrijk ontwerp voor een Europese auteursrechtverordening, dat in 2010 werd gepubliceerd.

Antoon was ook een prominente figuur in de Association Littéraire et Artistique InternationaleHij was lid van het Comité Exécutif van het Bureau en was daarnaast sinds 1992 bestuurslid van de Vereniging voor Auteursrecht, die hij van 2004 tot en met 2011 als president leidde. Dat Antoon in deze kringen een blijvende indruk heeft achtergelaten, blijkt uit de massale reacties van zusterverenigingen en hoogleraren die wij naar aanleiding van zijn overlijden ontvingen.

Antoon was een stilist met een ongeëvenaard taalgevoel en een aanstekelijk gevoel voor humor. Kenmerkend voor de geestdrift waarop hij met zijn lezerspubliek communiceerde is het onderstaande citaat uit een bijdrage in het tijdschrift AMI:

“Het auteursrecht zit economische kansen in de weg, het zit ondernemende bibliotheken en musea in de weg, het zit met zijn juridische ruis peer-to-peerende privé-personen in de weg, het zit naar het heet nu ook al zichzelf uitende kunstenaars in de weg. Het auteursrecht drijft ondernemers tot razernij. Het auteursrecht is steen des aanstoots voor academici en opiniemakers die roepen dat het innovatie afremt. Als het auteursrecht al niet als booswicht geldt, geldt het als patiënt.

En een die heet te lijden aan ernstige kwalen! In de oploop van geneesheren aan het ziekbed van de patiënt – opiniemakers, filosofen, politici en specialisten – constateert de een juridische schizofrenie, de andere economische obesitas. Velen adviseren dwangopname bij de plastische chirurg van een regelgevende kliniek. Daar wordt een kolossale liposuctie ingezet. Het snijmes moet dansen, de afzuigmonden slobberen! Ontdaan van al zijn weelderig spek, kan het verjongende auteursrecht dan met verende tred en straffe tonus terug de samenleving in om de ‘kick off’ te verrichten voor een gouden eeuw van innovatie.”[1]

Antoon kon niet alleen bogen op een virtuoze stijl, maar was ook inhoudelijk uit zeldzaam hout gesneden. Dit blijkt onder meer uit de door hem ontwikkelde ‘leer van het subjectief werk’, die betrekking heeft op de vraag of vormen die mede een technische functie hebben auteursrechtelijke bescherming kunnen genieten. De leer van het subjectief werk houdt in dat moet worden beoordeeld of aan een aspect van vormgeving een keuze met een eigen en oorspronkelijk karakter ten grondslag ligt (‘subjectieve keuzes’) of dat deze keuze wordt gedomineerd door het bereiken van een praktisch resultaat (‘objectieve keuzes’).[2] Ook het door Antoon geïntroduceerde onderscheid tussen een ‘apparaatgerichte’ en ‘resultaatgerichte’ benadering is tot op de dag van vandaag van belang gebleken, zowel in het auteursrecht als in andere rechtsgebieden.[3]

Een rode draad in het oeuvre van Antoon is zijn aandacht voor de individuele maker en diens plaats in het systeem van het auteursrecht. Zijn werk is doordesemd van de gedachte dat het auteursrecht niet alleen een instrumentele functie heeft, maar dat aan dit rechtsgebied ook (en vooral) morele overwegingen ten grondslag liggen. Deze premisse weerspiegelde zijn wereldbeeld, waarin het respect voor de persoonlijkheid en waardigheid van de auteur het steevast won van utiliteits- of rendementsdenken. Dit wordt onder meer geïllustreerd in zijn opinie als deskundige in de zaak Endstra, over de auteursrechtelijke bescherming van ‘achterbankgesprekken’. In deze opinie wees Antoon op de verbondenheid tussen de persoon van de auteur en de vormgeving van zijn werk. Deze persoonlijke band bracht in zijn ogen mee dat de auteur, in weerwil van een eventueel informatiebelang, zelf mocht bepalen of en op welke wijze de gesprekken in kwestie zouden worden gepubliceerd.[4]

Tegelijkertijd was Antoon niet blind voor de positionering van het auteursrecht in het handelsverkeer en de samenleving als geheel. Dit komt onder meer tot uitdrukking in zijn oratie Auteur en aantasting, werk en waardigheid. In zijn rede betoogt Antoon dat ook een kernbevoegdheid als het droit au respect geen absolute gelding heeft, maar dat zij moet worden uitgelegd in het licht van de maatschappelijke zorgvuldigheid.[5] Ook in andere publicaties komt de relatie tussen het auteursrecht en de maatschappij uitvoerig aan de orde, veelal begeleid met even originele als innerlijk consistente redeneringen.[6]

Antoon heeft ook zijn stempel gedrukt op mijn loopbaan. Ik herinner mij dat ik naar aanleiding van mijn afstudeerscriptie naar de mogelijkheden van een wetenschappelijke carrière informeerde. In een vriendelijke reactie nodigde Antoon mij uit voor, zo nam ik aan, een sollicitatiegesprek. Het bleek in werkelijkheid te gaan om een kennismakingslunch bij restaurant Valdin, waar men overigens al op de hoogte was van de culinaire voorkeuren van prof. Quaedvlieg (een uitsmijter met ham en kaas en een glas witbier). Het deed mij deugd dat onze voorkeuren – zoals later zou blijken wel vaker – overeenstemden. In het gesprek, dat verder aangenaam verliep, werd overigens slechts bij uiterste noodzaak (en enkel desgevraagd) gerefereerd aan een eventuele aanstelling. Het bleek gelukkig een onbelangrijk detail, getuige het feit dat een week later een brief op de deurmat plofte met daarin een arbeidsovereenkomst als junior docent met promotieaanstelling. De bourgondische lunch bleek een vast onderdeel van de werkzaamheden – zij het dat deze last werd gedeeld door de gehele vaksectie.

Deze anekdote, die er slechts één van vele is, laat zien dat Antoon bovenal een innemend mens was. Hij was betrokken, charmant, genereus, hoffelijk en inspirerend. Hij deelde ruimhartig complimenten en felicitaties uit en was bescheiden als deze hem ten deel vielen. Antoon kon ook onbedaarlijk grappig zijn, zeker als hij met geveinsde ernst zijn promovendi en studenten toesprak. Hij durfde van gebaande paden te gaan en genoot ervan docenten en promovendi onder zijn vleugels te laten excelleren. Dit veranderde niet toen zijn gezondheid in de afgelopen jaren verslechterde en het voor hem moeilijker werd om te voldoen aan de hoge eisen die hij zichzelf had opgelegd. De tegenslagen die zich opstapelden weerhielden hem evenmin van deelname aan panels tijdens belangrijke congressen en symposia. Een week voor zijn overlijden verzorgde hij nog zijn geliefde college over de merkenrechtelijke bescherming van productvormgeving. Tot op het laatst is hij nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van mijn proefschrift, dat aan hem zal worden opgedragen.

Het verlies van Antoon raakt ons in het hart. Wij koesteren een dierbare herinnering aan hem en zijn dankbaar voor alles wat hij als hoogleraar, promotor, collega en vriend heeft betekend.

Namens de Faculteit der Rechtsgeleerdheid,

Peter Teunissen
 

[1] ‘Fouteursrecht als zondebok voor innovadsigheid, en andere vermoeiende mythen’, AMI 2011, afl. 2, p. 60.

[2] Auteursrecht op techniek (diss. Nijmegen), Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1987, p. 21-27.

[3]  Zie o.m. ‘De techniek, het Hof en de duivel’, BIE 2013, afl. 7-8, p. 231-244; ‘Auteursrecht en techniek. Fuzzy functionality en subjectieve anorexia tarten de banvloek’, BIE 2008, afl. 4-5, p. 182-193; ‘Eigen karakter, technische functie en specialiteit in het modellenrecht’, BIE 2004, afl. 12, p. 529-534.

[4]  ‘Opinie 2’, AMI 2007, afl. 4, p. 125-126. Zie ook ‘Auteursrecht op geklets’, in: R. Baas, T. Havinga & M.T.A.B. Lamers, Rechtspleging en rechtsbescherming Liber amicorum voor prof. dr. Leny E. de Groot-van Leeuwen, Deventer: Kluwer 2015, p. 65-74.

[5] Auteur aantasting werk waardigheid (oratie Nijmegen), Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1992.

[6] Zie o.m. ‘Copyright’s Orbit Round Private, Commercial and Economic Law’, IIC 1998, p. 420-438; ‘Een modern citaatrecht belemmert niet de uitingsvrijheid: Scientology, het openbaarmakingsbegrip en de noden van de democratische samenleving’, AMI 2006, afl. 6, p. 197-200.

Contactinformatie

Organisatieonderdeel
Faculteit der Rechtsgeleerdheid