De vier jaren dat Jan Giesbers het rectoraat vervulde, zijn getekend door ingrijpende overheidsmaatregelen. De universiteiten verwerken op dat moment de in 1981 ingevoerde tweefasenstructuur, die een einde moest maken aan een onbeperkte studieduur. Gedurende zijn rectoraat trok Den Haag verder de touwen aan met twee enorme bezuinigingsoperaties, de Taakverdeling en Concentratie (1983) en de Selectieve Krimp en Groei (SKG). Een aantal talenstudies hebben in Nijmegen het loodje moeten leggen, maar een veel groter aantal is die jaren langs de rand van de afgrond gescheerd, zoals Tandheelkunde, Politicologie en Planologie. Dat deze de storm van die jaren hebben doorstaan, is mede de verdienste geweest van Jan Giesbers.
Het eerste dat opvalt in de foto’s van Giesbers door alle jaren is een grote, omhoog krullende snor. Een uiterst flamboyant voorkomen dat geheel in overeenstemming is met zijn beminnelijk karakter. In woord en geschrift blonk Giesbers uit met een luchtige, licht ironische toon, ook nu nog opvallend modern van snit. Zie bijvoorbeeld de rede bij zijn afscheid als rector in januari 1987, waarin hij zijn gehoor meteen bij de lurven grijpt met twee stellingen. ‘1: De Nederlandse Universiteiten in het algemeen, de Katholieke Universiteit Nijmegen in het bijzonder, hebben toekomst. En, als u van verwondering en schrik bekomen bent en zelfgenoegzaam achterover wilt leunen, dan meteen stelling 2: Maar er moet nog wel veel gebeuren.’ Dat juist Giesbers het vele dat moest gebeuren tot een min of meer goed einde heeft gebracht, is te danken aan een bijzondere combinatie van eigenschappen.