Na zijn studie klassieke talen aan de Katholieke Universiteit Nijmegen begon Gerard Bartelink (geboren in Rijssen, 1924) zijn carrière als docent klassieke talen op het Carmel Lyceum in Oldenzaal, waar hij zes jaar met veel plezier les gaf. Toch werd hij ook aangetrokken tot het onderzoek, vooral naar de Griekse en Latijnse teksten van de vroege christenen. Hij promoveerde in 1952 bij prof. dr. J.G.A. Ros S.J. (Lexicologisch-semantische studie over de taal van de apostolische vaders), en werd uiteindelijk in 1973 de opvolger van Christine Mohrmann als hoogleraar aan de Nijmeegse universiteit. Zijn brede leeropdracht omvatte ‘Oudchristelijk Grieks en Latijn, Vulgair en Middeleeuws Latijn’, de gebieden waarvoor prof. Christine Mohrmann, en haar voorganger, prof. Jos. Schrijnen, zich steeds hadden beijverd. Kenmerkend voor hun academische benadering waren het concept van een aparte vroegchristelijke groepstaal binnen het Grieks en het Latijn, en een sterke gerichtheid op filologisch onderzoek, speciaal op woordniveau. Als gevolg van hun inspanningen stond dit type onderzoek op het gebied van Oudchristelijk Grieks en Latijn wereldwijd bekend als de ‘École de Nimègue’. Die benaming is nog altijd in gebruik, mede door de grote en talrijke bijdragen die Gerard Bartelink daaraan op zijn beurt heeft geleverd.
Oudchristelijk Grieks
Alle deelgebieden van zijn leeropdracht waren hem even lief, maar zijn onderzoek concentreerde zich vooral op het Oudchristelijk Grieks. Wereldberoemd werd Bartelink door zijn tweetalige uitgave van het 4e eeuwse Griekse Leven van Antonius door Athanasius van Alexandrië in de prestigieuze reeks Sources Chrétiennes in 1994. Aan dat project had hij vele jaren gewerkt. De tekst betrof een van de populairste teksten uit de hele oudheid, en het aantal te raadplegen handschriften was amper te tellen. Met groot geduld en volharding bracht Bartelink het oeverloze materiaal in kaart en produceerde ten slotte een gedegen uitgave die nog lang als de standaardtekst zal blijven gelden.
Al voordien was Bartelink bekend en beroemd geworden door een groot aantal wetenschappelijke publicaties. Naast talloze artikelen, bijdragen aan boeken en overzichtswerken (zoals het omvangrijke Woordenboek der Oudheid (drie delen, 1976-1986) en recensies, publiceerde hij onder meer studies in boekvorm naar de taal en stijl van Ambrosius (1979), en naar de christelijke begrippen ‘electio’ en ‘concensus’ tot in de 7e eeuw (1972). Voor de al genoemde Sources Chrétiennes verzorgde hij al in 1971 een tweetalige uitgave van Callinicos’ Leven van Hypatios. Verder is zijn naam onlosmakelijk verbonden aan verschillende, nog altijd relevante publicaties voor een breder publiek, zoals het Prisma woordenboek Grieks-Nederlands, een mythologisch woordenboek en een overzicht van Latijnse citaten en gezegden.
Ook als vertaler van Griekse en Latijnse christelijke teksten legde Bartelink eer in. Hij publiceerde onder meer het leven van de heilige Benedictus door Gregorius de Grote, zowel in het Duits als in het Nederlands (1980), en een tekst en vertaling van het leven van Plechelmus (2005), de heilige uit zijn oude woonplaats Oldenzaal, in de streek waarmee Bartelink zich levenslang verbonden voelde. Samen met een van zijn voormalige studenten bracht hij nog in 2013, ruim twintig jaar na zijn emeritaat in 1989, een Nederlandse editie uit van zijn geliefde Leven van Antonius. Uit de bijzonder productieve periode na dat emeritaat stammen ook andere vertalingen, zoals het volumineuze Boek der mirakelen van de 11e/12e-eeuwse auteur Caesarius van Heisterbach (2003-2004) en, nog in 2022, een omvangrijk en invloedrijk werk Over de bouwkunst van de 15e-eeuwse humanist Leon Battista Alberti.
Rubriek in het tijdschrift Amphora
Tot in zijn laatste maanden verzorgde Gerard Bartelink een populaire en veelgelezen rubriek in het tijdschrift Amphora, uitgegeven door de Vrienden van het Gymnasium. Pas in december 2023 gaf hij in een laatste bijdrage, over ‘stilistische kortheid’, te kennen dat hij zijn reeks van bijdragen zou besluiten vanwege zijn hoge leeftijd. Kenmerkend voor zijn stijl en persoon deed hij dat op een eenvoudige en bescheiden manier, zonder zichzelf op de voorgrond te stellen, met een zacht gestemd woord van dank aan zijn lezers: ‘Zoet is de herinnering aan de voorbije inspanningen. Dierbare lezer, vaarwel.’ Het waren niet zijn eigen woorden. Zelfs hier bood hij liever een vertaald Latijns citaat.
Eenvoud en bescheidenheid sierden Gerard Bartelink steeds als docent op de universiteit. Nooit schermde hij met zijn autoriteit, nooit bedreef hij op hoge toon polemiek met andersdenkenden, steeds was zijn aandacht gericht op de waardevolle teksten die hij mocht bestuderen, en op de mensen aan wie hij mocht doceren, zijn studenten. Oud-studenten van de opleiding Griekse en Latijnse taal en cultuur herinneren zich Gerard Bartelink als een innemend en enthousiast leraar, die zich graag vastbeet in allerlei grote en kleine kwesties, en dan niet rustte voordat alles naar behoren was uitgezocht en verduidelijkt. Tegelijk liet hij anderen de ruimte om hun eigen interesses te vervolgen, hij legde zijn waardeoordelen niet op, maar bood ze als een mogelijkheid. En nooit voelde hij zich te groot om waar nodig basiskennis over te brengen, steeds opnieuw. Zo doceerde hij vele jaren een elementaire cursus Vulgair Latijn voor studenten Frans en Spaans. Zijn belangstelling reikte tot buiten de grenzen van zijn vak. Hij speelde graag orgel en piano en was steeds geïnteresseerd in Twentse geschiedenis, waarover hij ook zelf schreef.
Gerard Bartelink was een boegbeeld van de studie Grieks en Latijn in Nijmegen en een toonbeeld van de kracht van de klassieke studiën: die studies hebben hem zijn hele leven begeleid en tot op uitzonderlijk hoge leeftijd vitaal gehouden. Enkele weken voor zijn onverwachte overlijden liet hij in een brief weten dat hij niet meer in staat was tot schrijven. Maar gelukkig, zo schreef hij erbij, was hem nog de kracht gegeven om een aantal uren per dag te lezen. Nieuwe boeken bleven dus onverminderd welkom.
Ridder in de Orde van Oranje Nassau
Voor zijn vele werkzaamheden vóór en na zijn emeritaat werd professor Gerard Bartelink in 2004 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Daarnaast, en dat zou hijzelf zonder twijfel belangrijker vinden, leeft hij voort in de harten en hoofden van de talloze studenten en collega’s, die met hem hebben mogen samenwerken. Aan zijn eruditie, vriendelijkheid en grote bescheidenheid zullen velen dankbaar en met genegenheid terugdenken.