Swiebel beargumenteerde dat de voorlopers en eerste voorstellen van de Awgb eigenlijk helemaal niet algemeen waren, maar specifiek gericht op het verbieden van vrouwendiscriminatie. De bepalingen over homodiscriminatie werden als het ware onder de jas van de vrouwenbeweging de wet ingeloodst. Dit betekende ook dat het CDA in eerste instantie geen bezwaren had tegen de wet. Sterker nog, de eigen staatssecretaris Jeltien Kraaijeveld-Wouters introduceerde het eerste wetsvoorstel in 1981 in het parlement. Pas toen christelijke organisaties en schoolbesturen protesteerden, werden de bepalingen over homodiscriminatie het belangrijkste strijdpunt. De christelijke tegenlobby vond dat een wet tegen homodiscriminatie conflicteerde met de vrijheid van onderwijs.
Het CDA en de VVD hadden elkaar tijdens de eerste twee kabinetten-Lubbers nodig voor de hervormingen in de sociale zekerheid. De VVD moest accepteren dat het CDA van de antidiscriminatiewet geen vrije kwestie wilde maken. De strijd om de Algemene wet gelijke behandeling zou daarom tijdens de kabinetsformatie van Lubbers III uitmonden in een compromis, in de vorm van de enkele-feitconstructie. Dit betekende dat iemand niet ontslagen zou mogen worden om het enkele feit dat hij of zij homo was, maar bijvoorbeeld wel als deze persoon ook uiting gaf aan zijn of haar homoseksualiteit. Hoewel Swiebel beargumenteerde dat deze bepaling uiteindelijk weinig heeft betekend in de praktische uitvoering van de wet, kon het CDA haar achterban op deze manier toch tevredenstellen. Daarnaast kwamen homodiscriminatie en homorechten met de strijd om de Awgb echt op de politieke agenda. Hierin ziet Swiebel dus ook de symbolische kracht van deze wetgeving.
De reactie van Robert Davidson en de discussie die volgde gingen verder in op deze symbolische kracht. Had de enkele-feitconstructie niet ook daadwerkelijk praktische gevolgen in de bescherming van homoseksuelen tegen discriminatie? Daarnaast kwamen in de discussie de mogelijke beweegredenen van het CDA en de vraag hoe de enkele-feitconstructie precies in de wetgeving is gekomen aan bod.
Verslag: Heleen Blommers