De Raad van Toezicht licht graag de achtergrond toe van het gebeuren.
Op 31 augustus 2018 heeft de toenmalige toezichthouder van de Radboud Universiteit (het Stichtingsbestuur) een klacht ontvangen over de Rector Magnificus. De klacht behelsde twee opmerkingen die de Rector Magnificus op 12 januari 2017 op een publiek universitair evenement tijdens een kort gesprek met een medewerker had gemaakt.
De toezichthouder heeft na de melding een externe commissie ingesteld om de klacht te onderzoeken. Na het onderzoek concludeerde de externe commissie op 30 november 2018 dat de klacht gegrond was en dat de beide opmerkingen, die direct achter elkaar zijn gemaakt, als seksueel intimiderend konden worden ervaren.
De externe commissie heeft daarnaast vier aanbevelingen gedaan. Deze betreffen het bieden van een veilige werkomgeving aan de medewerker - zonder aanwezigheid van de rector in de nabijheid van de werkplek - en het bieden van zorgvuldige en afdoende begeleiding aan de medewerker. De derde aanbeveling was te onderzoeken in hoeverre vertrouwenspersonen van de universiteit voldoende zijn geëquipeerd en gefaciliteerd om effectief invulling te geven aan hun rol. De vierde aanbeveling was de klachtenregeling aan te passen voor een klacht over een lid van het college van bestuur, met name om de klachtencommissie volledig met externen samen te stellen.
Op 13 december 2018 heeft het toenmalige stichtingsbestuur besloten om de conclusie van de commissie over te nemen en besloten tot een gegrondverklaring van de klacht. Ook werden alle aanbevelingen van de commissie overgenomen.
Met de klachtenprocedure die vertrouwelijk is moet recht gedaan worden aan de klacht en de belangen van alle betrokkenen, dat is gebeurd. Met de medewerker en de rector zijn door de toenmalige toezichthouder, het stichtingsbestuur, gesprekken gevoerd naar aanleiding van de aanbevelingen van de klachtencommissie. Het stichtingsbestuur heeft zich daarover beraden en op basis daarvan als werkgever een maatregel genomen die zij passend vond; wel een waarschuwing maar geen publieke waarschuwing.
Op 14 december 2018 zijn conclusie en disciplinaire maatregel door het toenmalige stichtingsbestuur schriftelijk medegedeeld aan de rector. Ook de medewerker heeft schriftelijk uitsluitsel gekregen van de procedure. Hiermee was de klacht in lijn met de geldende procedure afgehandeld.
In het kader van een zorgvuldig natraject hebben er gesprekken met de medewerker plaats gevonden. Die gaf op 8 januari 2019 aan niet goed verder te kunnen op de universiteit. De medewerker kreeg daarop drie opties aangeboden: een andere, passende functie en een veilige werkomgeving in een ander gebouw (in lijn met de aanbeveling van de commissie), een begeleid traject van werk naar werk buiten de universiteit of de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De medewerker koos na raadpleging van de eigen advocaat voor de derde optie. Op 1 november 2019 treedt de medewerker uit dienst. De medewerker is steeds begeleid door een externe vertrouwenspersoon en een door de medewerker gekozen advocaat, die door de universiteit zijn bekostigd. Ook was er een interne vertrouwenspersoon.
Sinds 2021 heeft de Radboud Universiteit een eigen Raad van Toezicht. In 2018 was de Stichting Katholieke Universiteit nog de werkgever van de leden van het college van bestuur.
In januari 2022 nam de oud-medewerker contact op met het secretariaat van de Raad van Toezicht. Naar aanleiding daarvan hebben telefoongesprekken en ontmoetingen plaatsgevonden. Tijdens die gesprekken heeft de voorzitter onder meer aangegeven dat de oud-medewerker vrij is om publiek te maken dat een klacht van de medewerker over de rector gegrond is verklaard en te vertellen wat er gebeurd is.
De huidige Raad van toezicht heeft na het contact dat de oud-medewerker zocht, gevraagd of de oud-medewerker nog steun of nazorg nodig had en waar nodig hulp aangeboden.