Retorisch luisteren?

In de Verenigde Staten wordt door collega’s Krista Ratcliffe (Arizona State University) en Cheryl Glenn (Penn State College of Liberal Arts) al enige tijd onderzoek gedaan naar, en gepleit voor, retorisch luisteren. Voor ons is dat misschien bevreemdend. Het woord retorica is van oorsprong Grieks, en de wortel ervan, rhe-, heeft te maken met het werkwoord voor ‘spreken’. In het Latijn hebben we de ars oratoria, direct verwant met het woordje os, dat mond betekent. Voor de oude Grieken en Romeinen heeft retorica dan ook te maken met spreken, en bij extensie, met schrijven. Net als onze antieke voorgangers hebben wij die bredere betekenis verengd tot ‘welsprekendheid’ of nog concreter: ‘de kunst van het overtuigen’. In de Verenigde Staten, waar retorica en communicatie bloeien en veelvuldig worden onderwezen aan scholen en universiteiten, lijkt men terug te grijpen op de grondbetekenissen. Daar betekent ‘rhetoric’ vaak zoiets als betoog, stijl van betogen, of discours.

Misschien komt het door de brede invulling van het begrip retorica, misschien ook wel doordat Ratcliffe merkte dat retorica, wat er ook voor invulling aan wordt gegeven, soms tekort- dan wel haar doel voorbij schiet. Dat gebeurt bijvoorbeeld, schrijft ze, wanneer een betoog zich uitspreekt over of gericht is tot alle mensen en er geen rekening wordt gehouden met individuele groepen die zich daardoor buitengesloten kunnen worden. In ons land kunnen we dan wellicht denken aan een uitspraak als: “De figuur van Zwarte Piet is niet discriminerend bedoeld”. Het mag gezegd zijn met de beste bedoelingen, het mag waar zijn in de ogen van een deel van onze bevolking, maar anderen ervaren een pijnlijk tegendeel. Omgekeerd kan ook de uitspraak “Zwarte Piet is racistisch” als kwetsend worden opgevat, zodat fans van Zwarte Piet zich aangevallen kunnen voelen. Zodra dat het geval is, dreigt retorica als een splijtzwam te gaan werken, wordt een discussie een gevecht en komt een gesprek snel in de sfeer van schuld en verwijt terecht. Of kom je uit bij ‘oplossingen’ die de situatie niet beter maken, zoals de gemeente Rijswijk, waar de intocht van Sinterklaas zonder, en de optocht met Zwarte Pieten plaatsvond.

Vermijd dit soort uitzichtloze situaties, adviseert Ratcliffe, door spreken altijd met luisteren te combineren. Luisteren doen we dan niet als kritische academici die getraind zijn om standpunten te bevragen en bevestigen of verwerpen. Het retorisch luisteren dat Ratcliffe voorstaat, gaat erom zich open te stellen voor de ander. Zoals we een ethische verantwoordelijkheid hebben om onze eigen betogen te schragen op onze opvattingen over wat wij goed en juist vinden, zo hebben we ook de verantwoordelijkheid om die opvattingen, wanneer we naar het betoog van een ander luisteren, te bevragen en misschien zelfs te herzien. Dat helpt om patstellingen in discussies te voorkomen en haalt de angel eruit.

Maar wat heeft een dergelijke open houding, die je met kwade wil zelfs passiviteit zou kunnen noemen, met retorica te maken? Krista Ratcliffe verbindt haar met de traditionele eerste taak van de redenaar, namelijk de vinding. Het gaat dan niet om het traditionele vinden van argumenten en andere overtuigingsmiddelen, maar om het vinden en maken van betekenis in wat je hoort van een ander, en daarmee het boetseren van het eigen oordeel. In feite zou je kunnen zeggen: retorisch luisteren is het tegendeel van retorica in onze vertrouwde maar nauwe betekenis. Het is niet de kunst van het overtuigen, maar de kunst om bereid te zijn zich te laten overtuigen. Of je dat nog retorica kunt noemen, weet ik niet. Maar de wereld zal er in ieder geval niet lelijker op worden als er af en toe wat beter wordt geluisterd.

Bron: Krista Ratcliffe (1999). “Rhetorical Listening: A Trope for Interpretive Invention and a “Code of Cross-Cultural Conduct”. College Composition and Communication 51(2), pp. 195-224.

Geschreven door
prof. dr. B.M.C. Breij (Bé)
prof. dr. B.M.C. Breij (Bé)
Bé Breij is hoogleraar Antieke Retorica en directeur van het Radboud Kenniscentrum voor Retorica Peitho. Ze gebruikt haar kennis over antieke retorica ook om taalgebruik in het hedendaagse publieke debat te analyseren.