Stikker, Luns, De Hoop Scheffer, Rutte: Nederlanders aan het roer bij de NAVO
Nieuwsbericht
De NAVO, opgericht op 4 april 1949, bestaat dit jaar 75 jaar. Grofweg 21 jaar daarvan was een Nederlander het gezicht van het militaire bondgenootschap. Een bijzondere prestatie voor een klein land als Nederland. Dirk Stikker was drie jaar secretaris-generaal (1961-1964), Joseph Luns zelfs dertien jaar (1971-1984) en Jaap de Hoop Scheffer 5 jaar (2005-2009). Mark Rutte is in de race om de vierde Nederlandse NAVO-sg te worden. Is er een ideaal profiel om in aanmerking te komen voor de hoogste positie bij de NAVO? CPG-communicatiemedewerker Maaike van Deelen en onderzoeker Anne Bos zochten uit wat de overeenkomsten tussen deze vier mannen zijn.
Veel buitenland
Als je topman wil zijn bij de NAVO dan lijkt het vanzelfsprekend dat je je weg weet te vinden in de wereld van internationale betrekkingen. Een functie die daar goed op voorsorteert is het ministerschap van Buitenlandse Zaken. Dirk Stikker bekleedde die positie van 1948 tot 1952. Opmerkelijk genoeg zou Stikker opgevolgd worden door niet één, maar twee ministers van Buitenlandse Zaken: Joseph Luns (KVP) en de partijloze Johan Beyen. Waarom had het kleine Nederland twee ministers nodig op deze post vroeg de buitenlandse pers zich vertwijfeld af. Luns wist het antwoord: ‘As a small country we have a tremendous amount of outside world to cope with’. Ook Jaap de Hoop Scheffer was, weliswaar relatief kort, minister van Buitenlandse Zaken. Gedurende zijn ministerschap was een van zijn gevleugelde uitspraken: ‘we moeten niet gaan navelstaren’. Toen de geruchten rond een op handen zijnde overstap naar de NAVO steeds sterker werden veranderde dat al snel in: ‘we moeten niet gaan NAVO staren’.[1] Mark Rutte was weliswaar geen minister van Buitenlandse Zaken maar beschikt als minister-president wel over een zeer uitgebreid internationaal netwerk. Buiten Nederland, met name in Europees verband, heeft de minister-president als regeringsleider in de afgelopen decennia een belangrijkere rol gekregen, vaak ten koste van de positie van de minister van Buitenlandse Zaken. In dit verband is het opvallend dat De Hoop Scheffer de laatste secretaris-generaal was die ‘alleen minister’ was en geen regeringsleider zoals zijn opvolgers Anders Fogh Rasmussen en Jens Stoltenberg.
Lang, langer, Luns
Stikker was 4 jaar minister, De Hoop Scheffer slechts 1,5 jaar. Luns daarentegen, hield het 19 jaar vol. Hij vroeg zich bij het aantreden van een nieuw kabinet af met wie hij nu weer eens zou regeren. Geen Nederlandse minister hield het langer vol dan hij. Vervolgens was hij 13 jaar SG bij de NAVO. Rutte is, nadat hij in augustus 2022 Lubbers was gepasseerd, de langstzittende minister-president van Nederland. Door de instelling van een maximumtermijn bij de NAVO zal hij Luns niet snel naar de kroon kunnen steken. De huidige secretaris-generaal Jens Stoltenberg zit echter, na verschillende verlengingen van zijn termijn, inmiddels ook al weer bijna tien jaar.
Persconferentie ter gelegenheid van de NAVO vergadering 1979. NAVO secretaris-generaal Luns aan het woord. Foto: NA/Anefo
Partijwissel
Wat de drie voorgangers van Rutte verder gemeen hebben is dat ze voorafgaand aan hun partijlidmaatschap ook lid zijn geweest van een andere partij. Stikker was medeoprichter van de Partij van de Vrijheid (1946-1948) voordat hij de eerste voorzitter van de nieuwe partij VVD werd. Die partij verliet hij overigens ook weer van 1952 tot 1972 na conflicten met VVD-voorman Piet Oud. De Hoop Scheffer was in zijn jonge jaren lid van D’66. En van Luns werd bekend dat hij van 1933-1936 lid was van de NSB. Mark Rutte was altijd VVD-lid en zelfs voorzitter van de JOVD, de jongerenorganisatie van de VVD. Ten tijde van hun overstap naar de NAVO waren alle vier de mannen lid van (een voorganger van) het CDA of de VVD en zaten ze in het politieke spectrum dus rechts van het midden.
Lijsttrekker of beter niet?
Alle vier de mannen zijn in hun verleden lijsttrekker geweest of stonden hoog op de lijst van hun partij. Hierbij boekten ze wisselende successen. Zo werd Dirk Stikker in 1946 lijsttrekker voor de Partij van de Vrijheid (PvdV). Hij was een van de oprichters van die partij die later op zou gaan in de VVD en haalde 6 zetels, wat werd beschouwd als een ‘mager resultaat’.[2] Stikker liet in zijn in 1966 verschenen memoires weten zich nooit met één partij vereenzelvigd te hebben: ‘Ik ben in mijn hart geen partijman…’.[3] In 1998 moest Jaap de Hoop Scheffer na het grote zetelverlies van het CDA vier jaar eerder (20 zetels verlies) de weg omhoog weer zien in te zetten. Ook hij boekte echter geen goed resultaat. Met een verlies van nog eens vijf zetels was er sprake van een nieuw dieptepunt voor de christendemocraten. Wellicht had Joseph Luns een betere positie. Hij was nooit lijsttrekker, maar stond tussen 1959 en 1971 wel steeds in de top-5 van de KVP kandidatenlijst in Zuid-Holland.[4] Luns was van 1963 tot het einde van zijn ministerschap zelfs de meest bewonderde Nederlander, waarmee hij nog populairder was dan Mies Bouwman.[5] Zijn grote populariteit onder de Nederlandse bevolking bleek ook uit het aantal voorkeursstemmen dat hij haalde: in 1967 zelfs bijna 86.000, wat omgerekend goed was voor twee kamerzetels. De nummer 2 volgde op ruime afstand: kamervoorzitter Van Thiel haalde ‘slechts’ 22.376 stemmen. Hoewel Rutte verschillende zeer succesvolle campagnes heeft gevoerd is zijn begin als politiek leider stroef te noemen. In 2006 won hij nipt de verkiezing om het lijsttrekkerschap van Rita Verdonk die ‘running mate’ werd. Later dat jaar, bij de Tweede Kamerverkiezingen, haalde zij op plek twee van de kandidatenlijst echter 67.355 meer stemmen dan Rutte.
Humor als wapen
Gevoel voor humor en goede communicatieve vaardigheden zijn eigenschappen die we ook terug vinden bij Rutte en zijn voorgangers. ‘Nederland is zo klein, het gebeurt me nog wel eens dat ik het niet meer terug kan vinden’ is een van vele gevleugelde uitspraken van Luns.[6] Het zal mede ten grondslag liggen aan de grote populariteit die hij genoot. ‘Als er spanningen zijn, en je maakt een grapje, dan breek je het ijs een beetje’ zo verwoordde zijn secretaresse Elisabeth Borgman-Brouwer de tactiek van haar baas in een Andere Tijden aflevering uit 2010.[7] Jaap de Hoop Scheffer bezat volgens klasgenoten uit zijn diplomatenklasje acteerkwaliteiten: hij kon verschillende ambassadeurs, vooral de zeer pompeuze, goed persifleren en schreef verdienstelijk vele cabaretliederen, al bleef dit voor het grote publiek verborgen.[8] Niet verscholen bleef zijn diplomatieke talent. In 2000 werd hij‘slachtoffer’ van een practical joke van het verborgen cameraprogramma Bananasplit.[9] Zijn dochter Caroline, die in het complot zat, stelde haar nieuwe vriend Jimmy aan haar ouders voor. Jimmy was een lapzwans eerste klas waar geen positief puntje aan te vinden was en hij was bovendien ouder dan De Hoop Scheffer zelf. Niettemin hield de mogelijk aanstaande schoonvader zijn gezicht in de plooi, dacht razendsnel na wat te doen, en was via een diplomatieke omweg al bezig deze relatie in de kiem te smoren. NAVO-ambassadeur Niek Biegman, die de uitzending had gezien, vond dat De Hoop Scheffer deze ‘pressure test’ glansrijk had doorstaan: ’Even when the world in his head collapses, he’s still able to stay on his feet. This is very important’.[10] Mark Rutte is gewaarschuwd.
Literatuurverwijzing
[1] Teun Lagas, ‘Altijd loyaal, tot op het bot’, Trouw, 23 sept. 2003.
[3] Dirk U. Stikker, Memoires. Herinneringen uit de lange jaren waarin ik betrokken was bij de voortdurende wereldcrisis (Rotterdam/Den Haag 1966) aangehaald in: Boris van Haastrecht en Gerrit Voerman, Founding fathers van de VVD. Dirk Stikker en Piet Oud (Amsterdam 2023).
[5]Zo zijn wij. De eerst vijfentwintig jaar NIPO-onderzoek (Amsterdam en Brussel 1970) p. 75-80, aangehaald in: Jan Willem Brouwer, ‘De neerbuigende minzaamheid van Joseph Luns. J.M.A.H. Luns (1911-2002) gezien vanuit de Handelingen’, in: C.C. van Baalen e.a. (red.), Emotie in de politiek. Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2003 (Den Haag 2003) p. 145-149.
[6] ‘Terzijde’, Vrij Nederland, geciteerd in: Han. J.A. Hansen, Luns, Drees, De Quay, Marijnen en Cals over Luns (Hilversum 1967).