Mijn vader was hoofd van een school voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen. De populatie leerlingen verschilde op het eerste gezicht niet eens zo heel veel van wat je tegenwoordig op een gemiddelde bètafaculteit tegenkomt: overwegend wit, overwegend mannelijk, met een gezonde dosis eigenzinnigheid. Maar dat terzijde.
Hij was ook landelijk actief als bestuurder voor de bond ter bevordering van Speciaal Onderwijs. In die hoedanigheid schreef hij stukjes (lees: blogs) voor het verenigingsblaadje (lees: magazine), onder de handig gekozen titel “Waar zijn we mee bezig?”
Ik las ze vaak. De ene keer ging het vooral over waar de bestuurders zich zelf voor inzetten. Die waren vast nuttig om de achterban te informeren, maar — met alle respect — ook behoorlijk saai. Niet iets voor deze column dus; ter compensatie verwijs ik graag naar de volgende bijeenkomst over de bezuinigingen op 8 juli en de website.
De andere keer zette hij zich af tegen de politiek in Den Haag, meestal tegen de staatssecretaris van dienst — in de zin van: “waar zijn we [in godsnaam — ook toen al geheel in lijn met de vaak christelijke inslag van de betreffende bewindspersoon] mee bezig?” Met we als ironisch inclusieve stijlfiguur voor die oelewappers.
Die tweede soort stukjes vond ik lastiger. Ze lazen misschien wel lekkerder, maar de kans dat de staatssecretaris ze las, leek me vrij klein. Dus wat schiet je er dan mee op? Inmiddels begrijp ik beter hoe je er je achterban mee mobiliseert — en misschien nog wel belangrijker: hoe goed het doet om je frustratie van je af te schrijven.
Dus deze is voor jou, pa.
Drie ministers voor asiel.
Eén Eppo voor onderwijs, cultuur en wetenschap.
Waar zijn we mee bezig?