Basisschoolkinderen in een Nederlands klaslokaal
Basisschoolkinderen in een Nederlands klaslokaal

Wanneer taal niet vanzelfsprekend is: onderzoek naar taalontwikkelingsstoornis (TOS)

Taal leren is niet voor alle kinderen vanzelfsprekend: ongeveer zeven procent van de kinderen in Nederland heeft een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Deze kinderen kunnen moeite hebben met praten of het begrijpen van taal. De komende drie jaar onderzoekt taalwetenschapper Imme Lammertink wat de invloed van de taalomgeving is op kinderen met TOS. Uniek is haar invalshoek: ze focust specifiek op het taalaanbod van kinderen onderling in het regulier en speciaal onderwijs.

Een taalontwikkelingsstoornis (TOS) is een cognitieve ontwikkelingsstoornis waarbij taal minder goed wordt verwerkt in de hersenen. Een kind met TOS heeft daardoor bijvoorbeeld grote moeite met het produceren of begrijpen van taal. Taalonderzoeker Imme Lammertink doet onderzoek naar kinderen met TOS. ‘TOS past een beetje in het rijtje van ADD en autisme,’ legt zij uit. ‘Zo’n stoornis is iets waar je al op jonge leeftijd last van hebt en dat blijft je hele leven zo. Het is dus iets anders dan bijvoorbeeld een taalachterstand: over een taalachterstand kom je vaak weer heen en dat is met TOS eigenlijk niet zo.’

Speciaal of regulier onderwijs

Recent ontving Lammertink een prestigieuze Veni-beurs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voor onderzoek naar de taalomgeving van kinderen met TOS. Dat onderzoek is nodig om te begrijpen hoe kinderen met TOS het beste ondersteund kunnen worden. ‘In Nederland gaan kinderen met TOS óf naar het regulier onderwijs óf naar het speciaal onderwijs. Bij welke onderwijsvorm deze kinderen het beste tot hun recht komen, staat ter discussie’, legt Lammertink uit. ‘Er zijn regelmatig zorgen dat kinderen met TOS die naar het speciaal onderwijs gaan een minder rijk taalaanbod van hun klasgenootjes krijgen, omdat ze vaak in een klas zitten waar ook veel andere kinderen met taalproblematiek zitten’. Om erachter te komen of deze zorgen terecht zijn (want dat hoeft zeker niet zo te zijn), gaat Lammertink het taalaanbod op beide onderwijsvormen in kaart te brengen.

Uniek aan dit project is de focus op het taalaanbod van kinderen onderling in plaats van het taalaanbod van ouders of leerkrachten. Lammertink voert haar onderzoek uit op scholen met kinderen met en zonder TOS, op het speciaal en regulier onderwijs, rond de leeftijd van acht jaar. Met een audiorecorder neemt Lammertink deze kinderen op in twee situaties: wanneer ze in groepjes spelen en wanneer ze samen een meer schools taakje uitvoeren, zoals het oplossen van een wiskundesom. Op deze manier wordt een uniek corpus van gesproken taal tussen kinderen opgebouwd, waarmee antwoord wordt gegeven op het vraagstuk wat de verschillen zijn in het taalaanbod van kinderen onderling op het speciaal en regulier onderwijs.

Patronen

Naast inzicht in het taalaanbod op de verschillende soorten onderwijs, moet het onderzoek ook meer duidelijkheid geven over hoe de taalontwikkeling van kinderen met TOS in zijn werk gaat. Het gaat dan met name om het herkennen van patronen in de taal, iets waar kinderen met TOS moeite mee lijken te hebben. Lammertink: ‘In iedere taal zitten vaste patronen. Het idee is dat kinderen die zelf oppikken uit het taalaanbod. Je leert bijvoorbeeld werkwoorden te vervoegen doordat je op een gegeven moment doorhebt dat bepaalde elementen bij elkaar horen: bij “hij loopt” zie je dat de “hij” en de “-t” met elkaar te maken hebben. Om dat te kunnen zien, moet het natuurlijk wel regelmatig in je taalaanbod voorkomen.’

Kinderen met TOS lijken deze regelmatigheden niet gemakkelijk op te pikken: zij zeggen bijvoorbeeld “hij loop” of “hij lopen” in plaats van “hij loopt”. Door middel van een experiment onderzoekt Lammertink welke rol de kwaliteit van het taalaanbod hierbij speelt. Dit doet ze door kinderen met en zonder TOS fantasietalen te laten leren en te kijken hoe zij reageren op input met een hogere en lagere mate van structuur met patronen. ‘Zo hoop ik te ontdekken wat we kunnen doen om ervoor te zorgen dat de kinderen met TOS die regelmatigheden toch gaan herkennen, wat dan het leren van taal weer makkelijker maakt’, zegt Lammertink.

Erkenning

Hoewel TOS al op jonge leeftijd aanwezig is, wordt het vaak pas laat ontdekt, doordat maar weinig mensen er bekend mee zijn. Dat is frustrerend voor de kinderen, maar ook voor hun ouders en leerkrachten, die niet begrijpen wat er aan de hand is. Dat terwijl kinderen er juist veel baat bij kunnen hebben als TOS vroeg wordt ontdekt. Er zijn dan ook steeds meer initiatieven om bekendheid te creëren, zoals een internationale TOS-dag. Zelf streeft Lammertink er ook naar ook naar om straks de resultaten van haar onderzoek te vertalen naar het brede publiek, net zoals ze dat deed met haar PhD-onderzoek: dat zette ze om in een stripboek voor klasgenoten van kinderen met TOS (Het Grote TOS-mysterie door Wouter Goudswaard en Imme Lammertink). Nu is ze van plan een app te ontwikkelen waarin kinderen op speelse wijze regelmatigheden in taal leren ontdekken door zelf een gestructureerde fantasietaal te creëren, net als in het experiment. Deze app kan dan worden gebruikt door kinderen met én zonder TOS, zodat klasgenoten van kinderen met TOS meer begrip krijgen voor de stoornis.

Imme Lammertink studeerde Nederlandse taal en cultuur en Cognitive Neuroscience aan de Radboud Universiteit en promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam op een project over kinderen met TOS. In januari 2023 start ze met haar onderzoek naar TOS aan de Radboud Universiteit bij de CLS onderzoeksgroep First Language Acquisition.

Contactinformatie

Gaat over persoon
dr. I.L. Lammertink (Imme)
Thema
Onderwijs, Taal