Kort nadat schrijver en theatermaker Rebekka de Wit was gevraagd voor de 31ste Kellendonklezing, reisde ze met haar vierjarige dochter naar Amsterdam om een kijkje te nemen bij het oude huis van Frans Kellendonk. ‘In de stationshal op Amsterdam Centraal stelde haar dochter voor om samen te huppelen, totdat ze een plastic ijsbeeld zag bij de ingang van de Smullers’, vertelt De Wit. ‘Haar plan om te huppelen was compleet vergeten en als gehypnotiseerd kon ze alleen nog maar aan een ijsje denken.’
Het deed De Wit denken aan een uitspraak van Kellendonk tijdens een interview in 1983. In gesprek met P.F. Thomése gaf hij aan dat hij zich bij geen enkele politieke partij wilde aansluiten omdat iedere politieke partij de mens als consument ziet.
‘Die zin trof me. Ik ben in 1985 geboren en kan me de wereld niet voorstellen zonder dat mensen in eerste plaats consumenten zijn en pas op de tweede plaats burgers. Het alomtegenwoordig aanbod van snoep – waar je pas écht oog voor hebt als je met een vierjarige op pad bent – ontneemt ons de mogelijkheid om zelf te bedenken wat we willen doen in ruimtes, zoals stationshallen. In plaats daarvan bewegen we ons van consumptie naar consumptie.’