Zoek in de site...

Het witte canvas

In december ben ik begonnen als Teacher in Residence. Ik word in een warm bad ontvangen: ons team is nu compleet en ik kan niet wachten te beginnen.

Waar je in het onderwijs eigenlijk altijd een grote to-do-lijst hebt, begon ik deze baan met een schone lei. Of, om het als Teacher in Residence voor Kunstgeschiedenis juist te zeggen: een wit canvas. De ruimte ligt bij mij om te gaan onderzoeken wat de mogelijkheden zijn, waar de ruimte ligt om mijn talenten en kennis in te zetten om de opleiding Kunstgeschiedenis beter aan te laten sluiten op de middelbare school en andersom.

Geloof me: wat een cadeau is dat. Als docent CKV en Kunst zie ik mijn leerlingen tegen veel dingen aanlopen waarvan ik weet dat ze die nodig hebben op de universiteit, vooral op het gebied van vaardigheden. Ga ik kijken of studenten daar in het eerste jaar ook tegenaan lopen? Ga ik kijken hoe ik iets voor middelbare scholieren kan doen? Van mijn collega TiR’s, die al aan het begin van het jaar begonnen zijn, hoor ik al veel dingen waar ze mee bezig zijn. Mijn hoofd gaat in de zesde versnelling. Masterclasses, lesprogramma’s, colleges bijwonen, gesprekken met eerstejaars, uitwisseling tussen universitair docenten en hun collega’s op middelbare scholen… help! Het zijn zoveel verschillende dingen dat ik niet weet welk cadeau ik als eerste uit ga pakken.

Het voelt als aansluiten bij een cursus schilderen waarbij iedereen al lang en breed zijn schetsen af heeft en de eerste laag heeft opgezet. Alsof ik verhuisd ben en in een nieuwe klas kom. Een plek vinden tussen mensen die al aan het werk zijn, vraagt wat extra inspanning. Dat de halve universiteit in een lockdown zat, hielp natuurlijk ook niet mee. Daarnaast is december een hectische maand, dus contact krijgen met collega’s gaat lastig. In januari, zo belooft mijn leidinggevende me, wordt het rustiger en zal het allemaal beter gaan.

Dus ik zie het starten in december als kans. Ik laat mijn canvas nog even wit; ik scheur alle cadeautjes een beetje open om te kijken wat erin zit. De grootste laat ik nog even dicht, want we weten allemaal: groot betekent ook minder overzicht. Ik zoek als Piet Mondriaan naar de juiste balans in de compositie van al mijn taken door ze te ordenen en te kijken welke taak op welke plek is. En juist dit voelt als de juiste manier om mijn taak vorm te gaan geven, op deze plaats. Waar ik als docent in het voortgezet onderwijs elke dag meteen moet doorpakken, lessen maken, werk nakijken, spullen klaarzetten, cijfers invoeren, krijg ik hier, op de universiteit juist de opdracht om te gaan onderzoeken. Waar liggen de hoofdlijnen? Ik ga een-op-een in gesprek met een aantal collega’s en kom erachter dat iedereen haar of zijn taak als TiR op een andere manier vormgeeft. Logisch.

Het PUC had nog nooit zóveel TiR’s en ik denk dat de omvang van ons team ervoor kan zorgen dat we echt een bijdrage kunnen gaan leveren aan de overgang van VO naar de universiteit. Mijn collega’s bij Kunstgeschiedenis staan meteen open voor mijn verhaal en zijn ook benieuwd naar wat ik voor ze kan betekenen. Mijn eerste conclusies over deze baan heb ik kunnen trekken: de TiR’s zijn een soort koppelteken. Niet alleen tussen VO en WO, maar ook tussen de Letterenopleidingen op zichzelf. Tussen theorie en praktijk. En laat het koppelteken ook een streepje zijn, een lijn, een beeldend middel waarmee Piet Mondriaan in één van mijn lievelingskunstwerken zíjn witte canvas op zeer dynamische wijze heeft vormgegeven: de Victory Boogie Woogie. Opdat mijn tijd op de universiteit maar net zo mag gaan swingen als dit kunstwerk.

Piet Mondriaan Victory Boogie Woogie 1942-1944 (onvoltooid)