Het onderwijs als fuik?
Door: Valerie Meessen
Na dit schooljaar heb ik er vijf jaar in het voortgezet onderwijs opzitten en kan ik het label van startende docent als kauwgum onder een schoolbankje van mezelf afkrabben. Afgelopen week kwam dit besef binnen tijdens mijn les aan VWO6. Een aantal leerlingen uit deze groep ken ik al sinds hun tweede jaar op onze school, toen ik als stagiair mijn eerste lessen draaide bij VWO2. Ik mocht hen nu hun Cambridge diploma overhandigen, en over een aantal maanden gaan ze het eindexamen in. Die cyclus is nu dus (bijna) rond, en dit liet me nadenken over het feit dat ik nu toch al geruime tijd in het onderwijs werk.
Tijd voor een pas op de plaats, aangezien de eerste vijf jaar voor de klas kritiek zijn volgens de statistieken: van alle startende leraren blijkt in die periode 63% te stoppen. Nu is er gelukkig steeds meer aandacht voor het beschermen en behouden van beginnende docenten, zoals de leskortingsregeling voor starters en een vast aanbod tot coaching gedurende het eerste jaar op de meeste scholen. Er komt veel op je af tijdens die eerste jaren en goede begeleiding vanuit je team en sectie is daarbij hard nodig. Toch liegen de statistieken er niet om, en met deze wetenschap in het achterhoofd stel ik mezelf de vraag waarom ik, die nooit een natuurlijke roeping heeft gevoeld om het onderwijs in te gaan, vandaag nog steeds graag lesgeef en mezelf zie groeien in de rol van docent.
Ik heb mijn baan in het onderwijs altijd gecombineerd met andere werkzaamheden, waaronder in de vertaalwereld, het volwassenenonderwijs, en nu als Teacher in Residence (TiR), en behoor daarom tot de groep van hybride docenten. Dit is een bewuste keuze geweest. Toen ik afstudeerde van mijn onderzoeksmaster was de eerstegraads lerarenopleiding, zoals bij vele anderen, een plan B om snel gegarandeerd een betaalde functie te kunnen vinden. Ik droomde van een carrière als literatuurwetenschapper en kon die aspiraties niet helemaal opgeven. Om deze reden heb ik dan ook altijd ruimte vrijgehouden naast mijn baan in het onderwijs: ruimte om mezelf te ontplooien en uit te zoeken welke functies mij, naast het docentschap, aanspreken.
Dankzij deze ruimte heb ik afgelopen jaren kunnen ‘proeven’ bij verschillende sectoren. Deze ervaringen hebben mij meer duidelijkheid gegeven over welke aspecten ik eigenlijk zoek in een baan. Grappig genoeg komen veel van deze aspecten, waaronder zelfstandigheid, uitdaging en afwisseling overeen met mijn baan in het onderwijs. Gedurende de jaren ben ik dus gaan beseffen dat het werken als docent me beter ligt dan ik had gedacht. Plan B blijkt dus, achteraf gezien, een veel betere keuze te zijn geweest dan het blindelings najagen van de toekomst die ik in eerste instantie voor ogen had. Een klein stukje zelfreflectie dus!
Mijn nevenfuncties hebben mij veel bewuster laten kiezen voor het onderwijs door te laten zien hoe fijn het is om elke dag weer met mijn eigen vakgebied bezig te zijn in professionele context en dit op mijn eigen manier over te brengen op leerlingen. Leerlingen zijn als een spiegel, en hun eerlijkheid en directheid zie je op geen enkele andere werkvloer in dezelfde mate terug. De interactie met deze doelgroep is hetgeen wat het voortgezet onderwijs zo mooi maakt. Ik weet niet of ik dit dusdanig had kunnen waarderen zonder ervaring op te doen in andere sectoren als vergelijkingsmateriaal.
Als hybride docent heb ik dus bewust ervoor gekozen om hoofdzakelijk werkzaam te zijn in het voortgezet onderwijs. Misschien is dit wel één van de factoren die mee kunnen worden genomen in toekomstige onderzoeken naar het hybride docentschap. Bestaande onderzoeken hebben al laten zien dat een hybride functie startende leraren langer kan binden aan het onderwijs dankzij de afwisseling, bredere kijk op de wereld, en meer mogelijkheden tot persoonlijke en professionele groei. Daarnaast kan het zorgen voor een interessante kruisbestuiving tussen twee werelden, iets wat ik vooral nu terugzie in mijn huidige nevenfunctie als TiR aan de universiteit. Terwijl ik de ene dag volop in de praktijk bezig ben met mijn lessen en de leerlingen op school, heb ik ook één dag per week de mogelijkheid om op een heel andere manier over onderwijs na te denken. Dit komt mijn docentschap alleen maar ten goede.
Toen ik stage liep op school en mijn aspiraties in andere sectoren kenbaar maakte bij collega’s waarschuwden zij mij dat ik door een lesbevoegdheid te halen een fuik in zou zwemmen. Gelukkig kan ik achteraf stellen dat ik me nooit beperkt heb gevoeld door te kiezen voor een baan in het onderwijs. In tegendeel: het is goed te combineren met andere functies, en juist de combinatie zorgt ervoor dat ik nieuwe opvattingen en vaardigheden meeneem naar het klaslokaal, en waar de leerlingen op hun beurt weer van profiteren. Bovendien heeft het me bewust laten kiezen vóór het onderwijs, waardoor ik me na de eerste vijf jaar voor de klas, er nog steeds op mijn plek voel.