Zoek in de site...

Het belang van geschiedenisonderwijs anno 2022

Op 1 april 1572 stonden de watergeuzen voor de poorten van Den Briel om de stad te bevrijden van het Spaanse juk. Elk jaar wordt deze bevrijding gevierd met het naspelen van de bevrijding en zullen ook mensen het beroemde lied In naam van Oranje doe open de Poort! De Watergeus ligt aan de wal! zingen of neuriën. De inname wordt gezien als een groot kantelpunt in de Nederlandse Opstand, Zelensky refereerde er zelfs naar in zijn toespraak. Vanaf dan ontzetten de opstandelingen meerdere steden en zien we in 1579 bij de Unie van Utrecht de eerste duidelijke omlijningen van het huidige Nederland. Waar in de Nederlandse geschiedenisboeken de Nederlandse opstand een essentieel onderdeel is dat elke leerling op de basis- en middelbare school krijgt, is deze Opstand onderdeel van grote Godsdienstoorlogen die Europa vanaf de Reformatie teisteren. Wanneer de Nederlandse Opstand resulteert in de stichting van de Nederlandse Republiek, is het de Republiek die de vruchten plukt van de chaos in de landen om ons heen. Het Heilige Roomse Rijk, Frankrijk en Engeland zijn allen verwikkeld in burgeroorlogen, godsdiensttwisten of kampen met vorsten die proberen de absolute macht te verkrijgen. De Gouden Eeuw voor de Republiek, gelukkig steeds meer neergezet als een periode van welvaart voor alleen de rijke bevolking, kan alleen zo Goud worden doordat onze buurlanden grotere problemen hadden. Wanneer die problemen; in het Heilige Roomse Rijk met de Vrede van Osnabrück, in Engeland het einde van de burgeroorlog in 1651 en in Frankrijk de kroning van Lodewijk XIV, voorbij waren, werd de Republiek steeds meer een economische en politieke bedreiging. In 1672 zien we daarvan het resultaat, met de aanval en het beroemde Rampjaar.

Tijdens deze Gouden Eeuw was de Republiek wel een plek waar gewetensvrijheid werd gewaarborgd en de burgercultuur bloeiende was. Wetenschappers en denkers uit Europa kwamen hierheen, zoals de Moravische pedagoog Comenius. Iemand die in tijden van oorlog schreef over vrede. Zeker zijn traktaat Engel van Vrede heeft een mooie kern: dat van een duurzame vrede niets terecht kan komen als landen voorrang geven aan nationalistisch eigenbelang.

Als we ons wat verder verdiepen in Comenius, lezen we ook een mooie visie op het onderwijs; waarbij onderwijs voor iedereen beschikbaar moet zijn en dat je onderwijs het beste kan ervaren door het zelf te ontdekken in plaats van alles te leren uit een geschiedenisboek.

Zelf ontdekken is de beste manier om te leren, hoe belangrijk is daarin het geschiedenisonderwijs. Een gevleugelde uitspraak is door het verleden te kennen, we het heden kunnen verklaren. Een cliché zin, maar het heeft een grote kern van waarheid.

Kortgeleden werden wij allemaal opgeschikt door de invasie van Oekraïne door Rusland. Velen van ons hadden verwacht en gehoopt dat we nooit meer oorlog op grote schaal zouden zien binnen Europa. De oorlog is en zal voor een tijdje in ieder klaslokaal, in iedere huiskamer een belangrijk onderwerp van gesprek zijn. Het laat ons ook denken hoe een oorlog voor ons zou zijn, hoe je omgaat met alle informatie die je krijgt, wat is waarheid? Hoe uniek is het dat de NOS nu aangeeft dat een bepaalde gebeurtenis al gecontroleerd is? Hier zien we de opmars van Fake News en hoe de andere media erop reageren. De houding dat je eerst controleert voordat je iets verspreidt is een goede kritische houding, een houding die ik en mijn collega docenten geschiedenis graag de leerlingen willen bijbrengen. Maar juist de echte vaardigheden van het vak geschiedenis staan de laatste tijd onder druk.

De afgelopen jaren wordt er steeds meer geroepen dat het onderwijs elke verandering die plaatsvindt in de maatschappij, direct moet uitleggen in de klas. Is er een aanslag geweest, het onderwijs moet meer aandacht besteden aan dit onderwerp, is er een discussie gaande over Zwarte Piet, het onderwijs dient dit te begeleiden in de klas. Steeds meer wordt er verwacht dat docenten de leerlingen opleiden tot kritische zelfnadenkende burgers die zich staande kunnen houden in de maatschappij. Bij het vak geschiedenis komen daar nog wat extra vaardigheden bij, namelijk historisch beredeneren, belang kennen van je geschiedenis en ook alle kanten van het verhaal kunnen uitleggen. Een perfect voorbeeld hiervan is de huidige tentoonstelling in het Rijksmuseum, Revolusi! Eigenlijk zou iedere leerling naar deze tentoonstelling moeten om zo, zoals Comenius voor zich zag, de geschiedenis te ervaren. Maar stuur je een leerling zomaar zonder achtergrond informatie naar een tentoonstelling? Nee, je wilt als docent je leerling bagage meegeven zodat hij snapt hoe gevoelig dit onderwerp ligt, waarom het goed is dat we aandacht besteden aan de donkere kanten van de geschiedenis en dat geschiedenis meer is dan alleen een West-Europees beeld.

Geschiedenis op de middelbare school is helaas onderhevig aan steeds strengere eisen vanuit het ministerie en op veel scholen zie je ook helaas het aantal uren per week afnemen. Zelf moet ik de examenstof aan mijn VWO leerlingen in twee uur per week uitleggen. Hierbij ben ik gebonden aan het curriculum, de kenmerkende aspecten en wil ik natuurlijk mijn leerlingen zo goed mogelijk klaarstomen voor hun eindexamen en de maatschappij. Maar door de grote nadruk op het examen, schiet de maatschappij er soms bij in. Waar ik het als mijn taak zie leerlingen op te voeden tot kritische burgers die gebeurtenissen analytisch kunnen bekijken en niet elke opmerking voor lief nemen, is de realiteit dat ik soms meer bezig ben ze te trainen hoe je het beste een bepaald zinnetje moet leren.

Als de samenleving echt zoveel waardering heeft voor het onderwijs en echt wil dat wij leerlingen opvoeden tot burgers, moet in ieder geval het geschiedenisonderwijs voor elke leerling tot en met het eindexamen verplicht worden. Er moet tijd zijn om met je klas naar een tentoonstelling te gaan of om een actuele maatschappelijke discussie op te pakken. Het geschiedenisonderwijs is Nederland staat op een kantelpunt, ik hoop dat we het de kant op kunnen laten vallen dat leerlingen in Nederland klaar staan voor de maatschappij en dat ze deze ook kunnen bevatten.