Zoek in de site...

Het Frans leeft

Door: Florentine Krijnen

Vandaag precies twee jaar geleden logeerde ik met mijn man een nacht in een hotelletje in het idyllische centrum van Harderwijk. Het was een warme, broeierige zomeravond toen we aan het diner zaten, vlakbij het water, op een zonnig terras met een glas witte wijn. Terwijl ik een kort moment in pure ontspanning wegzakte (hetgeen in de hectiek van het afronden van het schooljaar geen vanzelfsprekendheid was), schoot me ineens de vacature te binnen die een vriendin me had doorgestuurd. Was vandaag niet de deadline?! Totaal vergeten in die zojuist genoemde werkdrukte.

Een fractie van een seconde leek ik dit moment van puur genot en zorgeloosheid aan te willen grijpen om de kans aan me voorbij te laten gaan, tot ik me direct realiseerde dat deze vacature mij op het lijf geschreven was. Terug in de hotelkamer, zette mijn man een film aan, terwijl ik met wat wijntjes achter de kiezen en rozig gloeiende wangen van de zon, een sollicitatiebrief tikte en mijn broertje belde om binnen een uur mijn CV grafisch te pimpen.

Ik schreef volledig vanuit het eerste gevoel en de eerste gedachten die in mij opkwamen en raakte daarmee voor mij aan de essentie van mijn vak. Met succes zo bleek, want een week later al mocht ik op gesprek komen. Gierende zenuwen, want zo nonchalant als ik de week ervoor de kans bijna had laten schieten, zo gemotiveerd was ik nu voor deze baan! Uit de taakomschrijving werd me nauwelijks echt duidelijk wat mijn werkzaamheden zouden zijn, maar ik herkende me dermate in de functie-eisen, dat het ongetwijfeld wel zou passen. Vrij kort na het sollicitatiegesprek kreeg ik een belletje; het was de hoogleraar van wie ik in mijn eerste jaar in 2008 met ontzettend veel plezier zijn colleges Cultuurkunde van Latijns-Amerika had gevolgd. Goed nieuws! Ik was de nieuwe Teacher in Residence van de opleiding Romaanse Taal en Cultuur aan de Radboud Universiteit!

In september mocht ik starten met een ontzettend fijn en bevlogen team van Teachers in Residence voor de vakken Engels, Duits, Nederlands en Algemene Cultuurwetenschappen. Al gauw was merkbaar hoe we allemaal dachten in mogelijkheden en lange termijn doelen. We waren niet bang om (letterlijk) hoog van de (Erasmus)toren te blazen, dus ambities leken soms door het plafond te vliegen. Op een ‘nee heb je, ja kun je krijgen’-achtige manier verkenden we het veld en brainstormden we urenlang om tot de wildste en soms meest eenvoudige ideeën te komen om onze schoolvakken en aanverwante studies beter op de kaart te zetten.

We wilden een beter beeld krijgen van ‘de student’ die voor onze studies koos; wat kwam hij halen, wat trof hij aan, wat miste hij, op basis waarvan had hij gekozen en hoe beviel het hem uiteindelijk? Al gauw bleek daar een duidelijke gemene deler in aanwezig: de mensen die voor onze vakken kozen, waren dikwijls op de middelbare school enorm geïnspireerd geraakt door het enthousiasme van de docent. De rol van de VO-docent kwam duidelijk als doorslaggevend naar voren. Meer dan resultaten of capaciteiten in het desbetreffende vak, bleek de docent als vakidioot de werkelijke motivatie. Het simpelweg uitdragen van: ‘ik doceer het mooiste vak van de wereld, en ik mag dat met jullie delen!’. Vervolgens was dat ook hetgeen dat ze binnen de opleiding Franse Taal en Cultuur zo wisten te waarderen: de betrokkenheid, kennis, welwillendheid en het plezier van de universitair docenten. Feitelijk willen en doen we dus hetzelfde in het VO en het WO, en zijn de studenten die op de Faculteit rondwandelen het bewijs dat het werkt!

Maar dan komt er toch een ‘maar’, namelijk, de zojuist beschreven studenten, zijn net niet op twee handen te tellen. Hoe kan dat nou? Nederland heeft toch niet maar een stuk of 13 gedreven, passievolle docenten Frans? Er kwam al vrij snel een grote boosdoener om de hoek kijken. Ook in de enquêtes die ik onder mijn eigen (enthousiaste en betrokken!) leerlingen afnam, bleek al gauw waarom de studie Franse Taal en Cultuur nauwelijks gekozen wordt. De oorzaak: het toekomstperspectief. En niet eens het feit dat het perspectief te weinig rooskleurig of (financieel) aantrekkelijk zou zijn, maar het échte pijnpunt was de onwetendheid daar omtrent. Leerlingen weten simpelweg niet waar ze terecht komen na een talenstudie. En met een maatschappij die meer en meer lijkt te focussen op carrièredoelen, succes afmeet aan de hoogte van het inkomen, en zekerheid en groeimogelijkheden nastreeft, is het doodeng om te kiezen voor iets waar je voornamelijk gewoon heel blij van wordt.

Uiteraard besloten wij een boodschap als ‘kies voor je passie’ te verspreiden, zeker met betrekking tot profielkeuzes, want daar begint de ellende al. Maar dan ben je er nog niet, want dan bereik je slechts een handjevol extra zielen. Wij realiseerden ons meer en meer dat we in het VO echt iets laten liggen. Doorgaans wordt het schoolvak gegeven ‘tot aan het eindexamen’. Dat is het uiteindelijke doel en hetgeen waar we op worden afgerekend. Maar de echte vakidioot, en dat zijn de meesten, moet een verantwoordelijkheid voelen, niet alleen voor de doorlopende leerlijn van het vak, maar eveneens voor de toekomst van het vak, ná de middelbare school.

In eerste instantie verwachtte ik dat iedere docent dit volmondig met me eens zou zijn. Uiteraard zou iedere vakdocent het erg vinden wanneer óns vak (ik chargeer) met uitsterven bedreigd zou worden! Ik besloot dus medestanders te gaan zoeken op een nascholingsdag. Het was op een zaterdag in het midden van het land en uit allerlei hoeken van het land kwamen er docenten Frans op af. Dat moesten per definitie de meest gemotiveerde docenten zijn! Toch pakte dat anders uit. De docenten die ik sprak waren zelf sceptisch. Frans had steeds minder prioriteit voor leerlingen (en schoolleiding!), lesuren werden wegbezuinigd en met het pleidooi waarom leerlingen Frans zouden moeten kiezen, leken docenten zelf ook meer en meer te worstelen. Mijn mond viel open. Was ík nou zo naïef of was hén de moed in de schoenen gezakt?

Het bleek dus toch best lastig een verschil te kunnen maken. Het voelde bij vlagen alsof ik in mijn eentje in mijn pure enthousiasme mijn boodschap stond te verkondigen, ergens bovenop een eenzame berg. Mijn signaal leek moeilijk te landen en ik zou misschien doorgaan voor ‘die ene uitzondering’. Talloze, met name praktische tegenargumenten dienden zich aan. Docenten waren al druk zat, er was geen tijd, geen geld, geen animo én er was de overtuiging dat verandering niet zo nodig was, er ging tenslotte ook best veel goed. Was ik dan de enige (met mijn team samen) die deze beknellende urgentie voelde? Of werd deze wel ervaren maar was de stap om iets te veranderen een te grote, vanwege al die belemmerende factoren? We konden dit toch niet zomaar laten gebeuren? Als zelfs ik, met mijn overvolle vwo-klassen op een school waar Frans als volwaardig vak ten tonele mag verschijnen, de toekomst van het vak in de maatschappij steeds twijfelachtiger zag worden?

Terugzoekend in mijn aantekeningen, ontdekten wij in november 2019 al wat de uiteindelijke invalshoek tot verandering zou zijn. We ontdekten het totale gebrek aan invulling van Domein F, “Oriëntatie op studie & beroep”, in de syllabus. Ons doel werd al vrij snel bepaald: wij zouden dit hiaat gaan opvullen. Een meerjarenplan, maar we voelden dat we goud in handen hadden. Dé weg naar het beter op de kaart zetten van onze letterenstudies. Met een lange adem zou hier in de toekomst de impact van voelbaar worden, dat durfden wij wel te roepen, in onze vergaderruimte waar de grootste ideeën ontstonden. Uit het wilde idee om er een ‘boekje’ van te maken, rolde uiteindelijk de publicatie en daarmee werd de term ook geboren, die wij gebruiken voor de door de studenten beschreven ‘gedreven, passievolle en enthousiaste’ middelbare school docenten: de ambassadeurs.

Om de ambassadeurs uit te rusten, schreven we de publicatie en ontwierpen we o.a. een prachtige poster voor in ieder lokaal waar een geesteswetenschappelijk vak gegeven wordt. En om de docenten meer handvatten te geven om te vertellen over die geesteswetenschappen en het belang daarvan, ontwierpen we een lessenreeks met uiteenlopende activiteiten om leerlingen dit stukje essentiële kennis mee te geven. Zie het als voorlichting, maar ook als een stukje opvoeding in algemene kennis. Je geeft hen iets waardevols mee voor het leven, door hen het belang van dat wat ze bij jou leren, mee te geven.

Zoveel mooie stappen hebben we gezet in de krappe twee jaar dat we hier (grotendeels op afstand vanwege corona en in slechts één dag per week!) aan hebben mogen werken. Een project dat nog in volle gang is en waar een nieuwe lichting Teachers in Residence, met ongetwijfeld weer nieuwe verfrissende en succesvolle ideeën, zijn tanden verder in mag zetten. Want dat het nodig is om hiermee aan de slag te blijven, dat blijft mij duidelijk worden. Enerzijds kan ik volledig terugkomen op de nascholingsdag bijna twee jaar geleden, want ik heb intussen veel docenten gesproken die niets liever willen dan leerlingen beter wegwijs maken in de mogelijkheden en de schoonheid van het Frans. Anderzijds kreeg ik op mijn vorige blog een reactie van een iemand die zei: ‘maar wat zeg jij dan als leerlingen vragen wat ze aan Frans hebben? Het is leuk voor op vakantie, maar in de toekomst heb je het (bijna) nooit meer nodig…’.

Voor wie dit leest en zich in die vraag herkent, zou ik afsluitend toch nog even antwoord willen geven op deze vraag. Allereerst, vind ik het jammer dat er alleen gekeken wordt naar het rendement. Mijn schoolvak gaat verder dan alleen het directe nut in de maatschappij (dat overigens onderschat wordt, onze maatschappij heeft letterkundigen nodig, hetgeen we laten zien met onze lessenreeks over geesteswetenschappen!). Je zou je van allerlei schoolvakken het directe nut kunnen afvragen. Zo sprak ik laatst met mijn collega aardrijkskunde, zij opperde: is het nodig dat wij in Nederland weten hoe een vulkaanuitbarsting werkt? De collega biologie die erbij stond vroeg zich op haar beurt af of kennis van celdeling nu essentieel is om mee te kunnen draaien in de maatschappij en later succesvol te zijn. Volgens mij moet de vraag niet zijn wat het directe nut is. Je vergaart bij diverse vakken allerlei kennis en vaardigheden die breed inzetbaar zijn in de toekomst. Vaak gaat het niet eens zozeer om het ‘wat’, maar om het ‘hoe’ van dat wat we leerlingen aanleren, en om zaken die exemplarisch zijn voor overkoepelende processen in de samenleving en in de wereld. In het leren van een taal gaat het ook om het begrijpen van onderliggende taalstructuren; het trainen van geheugen; het leren toepassen van droge kennis in de praktijk in het uitoefenen van de vaardigheden; communicatie als hoger doel, en dat is een zeer breed begrip. Het is leerzaam om kennis op te doen over taalontwikkeling en de cultuur behorend bij een taal, omdat dat dan weer iets zegt over cultuurverschillen en door welke factoren deze bepaald worden. Waarom je dan Frans moet kiezen? Daar zijn ook nog allerlei veel concretere antwoorden op te geven (die gewoon te vinden zijn via Google!), maar voornamelijk omdat het Frans natuurlijk verreweg de mooiste taal is om te leren. En dat is de subjectieve toevoeging die de ambassadeur dan zelf mag maken!

Wat ik in de afgelopen twee jaar meer en meer ontdekt heb, dankzij dit bijzondere werk voor het Pre-University College of Society, is dat het Frans leeft! Van de week nog kreeg ik een berichtje van een leerling die vorig jaar examen deed: “Mevrouw! U gelooft het nooit! Ik ga tóch Frans studeren!”. Maar ook bij mijn examenkandidaat die volgend jaar een semester Frans wil volgen in Aix-en-Provence, ‘gewoon omdat ik het leuk vind’ of de inmiddels afgestudeerde oud-leerling die in het Frans communiceert met zijn Zwitserse vrienden en daarom nu toch besloten heeft in Frankrijk Frans te gaan leren (en de moeite neemt me dat vier jaar na dato te laten weten!).

Dit zijn enkele voorbeelden uit mijn kleine wereldje, maar door ermee bezig te zijn geweest heb ik talloze initiatieven ontdekt; onderzoeken, creatieve taaldocenten die op eigen houtje materiaal delen via Facebook, docenten en francofielen die via LinkedIn bijdragen delen waarmee ze het vak uitdragen. Denk ook aan het Congres Frans dat iedere twee jaar gehouden wordt, een aangelegenheid waarbij zo’n 500 docenten Frans gedurende twee dagen al die kennis, bevlogenheid, ervaringen en wensen laten samenkomen en uitwisselen. En dankzij het werk op de RU en mijn activiteiten op LinkedIn (waar ik voordat ik begon als TiR niet eens een profiel had!), mag ik mezelf sinds vorige zomer het zesde commissielid noemen van dit bijzondere nascholingscongres. En dat is slechts één van de vele dingen die ik te danken heb aan dit werk, maar bovenal ben ik dankbaar voor de bevestiging dat mijn vak leeft. Ik sta niet in mijn eentje op een eenzame berg. We zijn met velen en het enige dat ons rest is vaker de armen in één te slaan. Wij ambassadeurs, samen staan wij sterk voor de toekomst van het Frans!