In elke leerling schuilt een 3-jarige peuter
Door: Thomas de Bruijn
Hier thuis loopt een 3-jarige rond die de ene na de andere goede vraag op me afvuurt. Waarom zijn de ijsjeswinkels dicht in de winter? Dat zal met klandizie te maken hebben, maar daar heeft een peuter geen boodschap aan, die wil NU ijs. Komen er ’s nachts wolven in onze tuin? Lijkt me onwaarschijnlijk midden in de stad, maar het zijn treklustige beesten… Wanneer ga je dood? Pas als je hééél oud bent, nog veel ouder dan opa en oma. Hoe groeien bomen? Eh, hoe zat dat ook alweer met fotosynthese. Waarom moet je groenten eten? Omdat ik het zeg. En laatst: hoe moet ik mijn naam schrijven? Na een paar keer voordoen is het hek van de dam. Elke ochtend zoeken we nu in de krant naar de letters van haar naam. Al deze vragen komen voort uit oprechte kinderlijke verwondering over de wereld om haar heen. Het is duidelijk dat deze peuter klaar is voor de basisschool. Nieuwe dingen leren, nieuwe ervaringen opdoen en nieuwe werelden verkennen.
Op de middelbare school maakt de gretigheid waarmee nieuwe kennis wordt opgenomen meestal na de brugklas plaats voor interesse in alles behalve schoolzaken; het puberbrein moet alle zeilen bijzetten om (liefdes)relaties met leeftijdsgenoten te duiden, vragen te beantwoorden over uiterlijk en uit te vinden welke influencer gevolgd moet worden voor de laatste mode. Geen wonder dat de honger naar theoretische kennis gestild lijkt; er is simpelweg teveel gaande op sociaal gebied dat om aandacht schreeuwt. Leerlingen verplaatsten zich na de bel van lokaal naar lokaal, luisteren naar de docent, maken na meerdere aansporingen hun opdrachten en als de bel gaat begint het hele riedeltje opnieuw bij een ander vak met een andere docent. Ik beweer niet dat veel leerlingen school stom of saai vinden, integendeel, het sociale aspect missen ze het meeste tijdens de lockdown, maar de kennishonger spat er bij de meesten niet vanaf.
Hoe kan dat? Deels is dat inherent aan de levensfase waarin een scholier met horten en stoten uitvindt wie hij of zij wil zijn als persoon. Daarnaast denk ik dat de huidige opbouw van veel lesmethoden de oprechte verwondering in de kiem smoort. Dat kan anders. Als methodes (en de docenten die ze gebruiken) de leerlingen weer het werk laten doen, worden scholieren zelf weer verantwoordelijk voor hun kennisverwerving. Het gemiddelde lesboek werkt als volgt: je leest een stukje theorie en past die theorie toe in enkele opdrachten. Die opdrachten hebben bijna nooit raakvlakken met het leven van de jongere en de maatschappij. De waarom van een module of bepaald lesonderdeel blijft beperkt tot een verwijzing naar het examen of ‘dat heb je later misschien nodig’.
Op het moment dat een opdracht of lessenreeks betekenisvol wordt voor een leerling, zal de motivatie om er iets van te leren stijgen. Neem leesvaardigheid. Vragen als Wat betekent deze tekst voor mij en wat zegt de inhoud over de samenleving? lenen zich voor een creatieve schrijfopdracht, een debat of een onderzoekje waarbij de leerling aangespoord wordt om zelf na te denken en zich te verdiepen in een onderwerp. De tekst lezen en begrijpen is het startpunt van een les, niet een doel op zich. Als scholieren zelf aan de bak moeten, zonder dat een lesboek of docent een voorgekauwd pad uitzet, wordt die kinderlijke verwondering vanzelf weer geactiveerd. In elke leerling schuilt een nieuwsgierige 3-jarige peuter, het is alleen aan de docent om die weer verwonderd naar de wereld te laten kijken.