Zoek in de site...

De kracht van de jeugd

Door een roosterwijziging staat nu maandag het eerste uur klas 6 Latijn op mijn programma. Dat is een gevaarlijke combinatie: pubers die vroeg uit de veren moeten én weekendervaringen willen uitwisselen. Ik bereid ik me dus voor op een partijtje duw- en trekwerk. Het einde van het examenpensum Latijn is nog niet in zicht en we hebben geen tijd voor getreuzel: er moet gewerkt worden, zin of geen zin, moe of niet.

Als de leerlingen binnendruppelen sta ik met de mouwen opgestroopt klaar, de ramen open voor frisse lucht, nog net niet met een bazuin in de hand om iedereen in de werkweekstand te krijgen.

We gaan ons, net als tijdens de afgelopen, weken buigen over Martialis, onze scherpe epigrammenschrijver uit Spanje, die -als we hem mogen geloven- zijn kostje in Rome bijeen moet scharrelen en afhankelijk is van de gunst van patronen om het hoofd boven water te houden. Maar Martialis doet het eigenlijk best goed en dat weet hij zelf ook. Hij zegt van zichzelf dat hij bekend is in de hele wereld en dat hij tijdens zijn leven al meer roem heeft dan menig dichter pas na zijn dood ten deel valt. Van bescheidenheid heeft hij dus geen last, laat staan van valse. Zo draait hij verder zijn hand niet om voor openlijke vleierij aan het adres van de keizers onder wie hij dient: het hoort erbij, sommige verdienen het en ja, als die keizer Domitianus heet, dan is dat ook een erg verstandige zet. Voor je het weet kost het je kop. Voor een genuanceerd beeld van deze keizer raad ik u overigens een bezoek aan de tentoonstelling over hem in het RMO in Leiden ten zeerste aan. Inderdaad, dit is pure reclame. We dwalen af, terug naar lokaal 30, de les kan beginnen.

En dan gebeurt het, Martialis zelf neemt het over en doet het werk. Zijn woorden vinden een weg door het steriele lokaal naar de leerlingen, bereiken hen en zorgen voor reactie. Er is herkenning, een direct lijntje van deze oude Romein naar hun eigen werkelijkheid. Nieuwsgierig?

Martialis spreekt een zekere Sextus aan en vraagt hem wat hij in godsnaam in Rome te zoeken heeft. Er zit een wat pedante toon in van iemand die zelf al lekker in Rome gesetteld is en nu met enig leedvermaak kijkt naar een nieuwkomer die alleen nog maar plannen daartoe heeft. Sextus antwoordt vol overtuiging dat hij het helemaal gaat maken daar in Rome: zijn ambities zijn torenhoog, hij doet geen concessies. Hij wordt de nieuwe Cicero, nee, beter dan Cicero zelfs. Advocaten verdienen niet eens genoeg om hun huur te betalen, werpt Martialis tegen. Sextus laat zich niet zomaar uit het veld slaan. Als dit hem niet lukt, gaat hij zich storten op het dichterschap en wel op zo’n manier dat hij op één lijn met Vergilius komt te staan. Geen droog brood mee te verdienen, kaatst Martialis terug.
Meteen trekt Sextus zijn volgende troef: hij zoekt wel rijke patronen om hem te sponseren. Ook dit wordt door Martialis in één beweging van tafel geveegd: dat wordt dan een langzaam maar zekere hongersdood. Een onvermoeibare Sextus reageert daarop met een zinnetje waarin de magie tot stand komt: ‘Quid faciam suade: nam certum est vivere Romae.’ (ep. 3.38). ‘Zeg me wat ik moet doen, naar Rome ga ik in ieder geval’ (vrij vertaald).

Hij verwoordt hier een verlangen dat veel leerlingen herkennen. ‘Dat heb ik net zo, ik wil ook persé naar Amsterdam’ constateert een leerling tot haar eigen verbazing. Weg uit de provincie, naar de grote stad. Dáár gebeurt het, daar wil je zijn, koste wat kost.

Ze voelen sympathie voor deze anonieme Sextus die als een tuimelbekertje steeds weer omhoog komt na elke ontmoedigende reactie van Martialis.
En dan voel ik het ook, de veerkracht van de jeugd. Lukt iets niet, dan proberen we iets anders; geen beren op de weg zien, je ideaal volgen zonder meteen aan alle mitsen en maren te denken. Geen ‘wat als’ maar ‘natuurlijk wel’. Je kunt het onbezonnenheid, gebrek aan levenservaring of te weinig realiteitszin noemen. Als hier al sprake van is dan is het de vraag of dit erg is. Je hoofd stoten, de lat lager leggen of verwachtingen bijstellen kan altijd nog. Deze eindexamenkandidaten vliegen binnenkort uit, de één verder dan de ander, maar dat er een nieuwe levensfase aanbreekt, staat vast. Deze Sextus deed hen dat even beseffen. Je gaat op kamers, de wereld ligt voor je open en alles is mogelijk. Je hoeft niet met minder genoegen te nemen. Je moet je niet door een knorrige, misschien ook wel jaloerse oude man laten weerhouden. Er hangt opeens energie in het lokaal, mijn mouwen kunnen omlaag.

Martialis verklapt Sextus op het einde dat wie op een fatsoenlijke manier aan zijn geld wil komen een arme sloeber zal blijven. Ik wed dat Sextus zijn schouders heeft opgehaald en iets heeft gedacht als ‘klets jij maar, ik ga het gewoon maken.’ Dat is de kracht van de jeugd.