Contractsvrijheid en haar beperkingen
Contracten zijn overal. Je kan hierbij denken aan een arbeidsovereenkomst voor je bijbaantje, maar ook bij het afrekenen van je boodschappen bij de supermarkt is er sprake van een contract. Een van de basisbeginselen in ons contractenrecht is de contractsvrijheid. Dit houdt kortgezegd in dat je als contractspartij zelf mag bepalen wanneer je een contract sluit, met wie je een contract sluit en hoe je de inhoud van dat contract vormgeeft.
Niet iedere contractspartij is echter gelijk. In veel contractuele relaties is er sprake van een groot verschil in macht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan huurovereenkomsten, arbeidsovereenkomsten en business-to-consumer relaties (consumentenovereenkomsten). De zwakkere partij is in deze gevallen lang niet altijd in staat om te onderhandelen over de inhoud van een overeenkomst. Als je bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst voor je bijbaantje krijgt, kan je daar meestal zelf weinig aan veranderen. Dit kan tot gevolg hebben dat de sterkere partij van deze machtsverhouding misbruik gaat maken. Een werkgever kan zijn werknemer bijvoorbeeld te weinig betalen of zomaar ontslaan, of de verhuurder van een pand kan zijn huurder plotseling op straat zetten waardoor hij zonder dak boven zijn hoofd komt te zitten. Ook kan je denken aan de scenario’s uit het programma BOOS, waarin door een verhuurder maandenlang water wordt afgesloten, of de huurprijs consequent veel hoger is dan wettelijk is toegestaan.
Daarnaast is het machtsverschil vaak zichtbaar bij het gebruik van algemene voorwaarden. Zeker in consumentenovereenkomsten zal de consument, wanneer hij bijvoorbeeld een aankoop wil doen, de algemene voorwaarden moeten aanvaarden. In sommige gevallen heeft de wetgever zich daarom genoodzaakt gezien om de contractsvrijheid van partijen te beperken ten gunste van de zwakkere contractspartij. Je kan hierbij denken aan het aanschaffen van kleding via een webshop. Als consument geniet je dan een bepaalde bescherming die bedrijven niet krijgen. Veel van deze verplichtingen zijn ook uitvloeiselen van Europees recht.
Deze kwestie roept verschillende vragen op. Er moet immers een balans worden geslagen tussen aan de ene kant het beginsel van de contractsvrijheid en anderzijds de bescherming van de fundamenteel zwakkere contractspartij.
Interessante vragen
- Wanneer is een inbreuk op de contractsvrijheid ten behoeve van de bescherming van een zwakkere partij gerechtvaardigd?
- Wanneer is er sprake van een zwakkere partij? Is een consument bijvoorbeeld altijd een zwakkere partij? Zo, ja wat als die consument daarnaast ook handelaar is? Kan bijvoorbeeld een bedrijf ook een zwakkere partij zijn?
- Wat voor bedingen kan een partij opnemen in zijn algemene voorwaarden? Is de hoedanigheid van de wederpartij daarvoor relevant? Hoe kan bijvoorbeeld een consument onredelijke algemene voorwaarden aanvechten?
- Is de bescherming van zwakkere partijen altijd hetzelfde? Hoe verhoudt bijvoorbeeld de bescherming van de werknemer zich tot de bescherming van de huurder? Hoe verhoudt de bescherming van de Nederlandse werknemer zich tot werknemers in omringende landen?
- In hoeverre is een contract bindend? Is het na het sluiten van een contract nog mogelijk om van een contract af te komen? Is het daarbij nog relevant of het gaat om een consument of bijvoorbeeld een professionele partij?
Bronnen & Literatuur
Zoek naar de relevante wetgeving in bijvoorbeeld boek 6 en boek 7 van het Burgerlijk wetboek te raadplegen via overheid.nl. Kijk ook eens waar deze wet vandaan komt en naar de toelichting bij de relevante artikelen.
Daarnaast is het interessant om te kijken hoe rechters deze wetsartikelen toepassen door te zoeken naar rechtspraak op rechtspraak.nl. Daarbij is het vaak het interessantst wat de hoogste rechter, de Hoge Raad, over de kwestie te zeggen heeft.
Voor literatuur kan je het beste zoeken op Google Scholar