Het label ‘hoogbegaafd’ vormt een bron van verwarring, voor zowel het kind als de leraar. Een eenduidige definitie bestaat niet, wel veel ideeën over wat hoogbegaafdheid is. Dat het uitsluitend gemeten kan worden met een IQ-test, bijvoorbeeld. Of dat, zodra je het stempel hebt gekregen, je alleen maar hoge cijfers zou moeten halen of op school nooit in de knel zou kunnen komen. De term impliceert ook een exclusiviteit: alsof het gaat om een ander soort mensen. Dat creëert een kloof tussen wel en niet-begaafden.
Visie op hoogbegaafdheid en de rol die de leerkracht kan spelen
"Kinderen met capaciteiten op een hoogbegaafd niveau moet je geen label opplakken, maar bieden wat ze nodig hebben op school."
Prof. dr. Lianne Hoogeveen, hoofdopleider van de Radboud International Training on High Ability (RITHA) bij het Radboud Centrum Sociale Wetenschappen, over haar visie op hoogbegaafdheid en de cruciale rol die de leerkracht kan spelen bij het herkennen van en omgaan met kinderen met hoogbegaafde capaciteiten.
Voorbij het label
Dit roept de vraag op: hoe bruikbaar is die classificatie ‘hoogbegaafd’ nu eigenlijk? Ik ben van mening dat kinderen niet gelabeld zouden moeten worden als ‘hoogbegaafd’. De vraag zou altijd moeten luiden: wat heeft dit specifieke kind, jongere of volwassene nodig en hoe kunnen we dat het beste bieden? Wat zijn bijvoorbeeld de behoeften van een kind dat bovengemiddeld complex denkt? Ik zou willen dat leerkrachten in groep één al in staat zijn kinderen te herkennen die te weinig worden uitgedaagd en weten hoe daar vervolgens het beste mee om te gaan. Leerkrachten zouden meer als professionals gezien moeten worden die, zonder te labelen, kunnen beslissen dat een leerling iets anders nodig heeft. Of iets meer.
Leren in plaats van presteren
School kan veel beschadigen voor hoogbegaafde leerlingen. Scholen zenden een tegenstrijdige boodschap uit. We vertellen kinderen dat ze naar school komen om te leren. Maar dat is helemaal niet waar. Ze komen er om te presteren. Je kunt immers heel veel leren, maar met een onvoldoende ga je niet over. Een kind met hoge capaciteiten dat liever geen risico loopt, zal in deze context nooit uitdagende taken aangaan.
Volgens de wet hebben kinderen recht op leren. Maar binnen ons onderwijs zijn er jonge mensen die capaciteiten en behoeften hebben waar we eigenlijk niet mee om kunnen gaan. Niet omdat ze leer- of ontwikkelingsproblemen hebben, maar omdat ze – ondanks of dankzij hoge capaciteiten – niet voldoende tegemoet gekomen worden in hun leerbehoeften om zich net als andere leerlingen optimaal te ontwikkelen.
Leren is ontdekken én struikelen
Leren betekent niet alleen het opdoen van kennis. Op scholen is er volop aandacht voor allerlei expliciete kerndoelen die leerlingen moeten halen. Maar we willen ook dat kinderen leren falen, leren doorzetten, leren plannen. Leerkrachten zouden in dat leerproces het goede voorbeeld moeten geven. Twijfelen, fouten maken én toegeven. Leerlingen gaan naar school om iets te leren en vervolgens zien ze een leerkracht die er alles aan doet om geen fouten te maken. Dat klopt niet. Niemand heeft de waarheid in pacht.
Ieder kind heeft recht op ontwikkeling. Op het niveau dat bij hem of haar hoort
Kinderen met capaciteiten op een hoogbegaafd niveau moet je dus geen label opplakken, maar bieden wat ze nodig hebben op school. Mijn ideale onderwijs is daarom gepersonaliseerd onderwijs – ongeacht de al dan niet hoogbegaafde capaciteiten van leerlingen. Het liefst zou ik zien dat leerkrachten zich elke dag de vraag stellen wat ze vandaag willen bereiken met hun leerlingen. En wat is daar nu, op dit moment, voor nodig? Want iedere leerling heeft het recht elke dag iets te leren.