Een uurtje streamen is qua vervuiling te vergelijken met 400 meter tot tien kilometer autorijden. En een opdracht voor ChatGPT kost vijftien keer meer stroom dan een zoekopdracht in Google. We zijn ons nog onvoldoende bewust van de impact van ons energieslurpende dataverbruik. In dit Radboud Reflectsprogramma, georganiseerd in samenwerking met de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica, stond de vraag centraal hoe we tot een duurzamere digitalisering en bewustwording kunnen komen. Sprekers waren duurzame digitaliseringswetenschapper Bernard van Gastel, digitale mediaonderzoeker Rianne Riemens en filosoof Elize de Mul. Zij gaven alle drie een korte lezing, alvorens onder leiding van gespreksleider Nort Vlemmix verder te spreken over digitale vervuiling.
Een efficiëntere energievoorziening?
Digitaliseringswetenschapper Bernard van Gastel focuste zich in zijn lezing op de reis die data volgen. Van de meterkast, via het landelijke glasvezelnetwerk naar de provider, vervolgens naar de Amsterdam Internet Exchange en daarna naar het datacentrum, er zijn veel stappen die data volgen. “Tussen een Youtubevideo en mijn huis zitten bijvoorbeeld elf stappen”, vertelde de onderzoeker. “Iedere schakel verbruikt elektriciteit. Populaire films en video’s worden zo dicht mogelijk bij de gebruiker gezet. Arthousefilms duren daarentegen langer om in te laden, simpelweg omdat er meer schakels zijn.”
Het energieverbruik van data zit volgens Van Gastel in vier zaken. Namelijk de berekeningen, de opslag van de data, het verzenden van de data en het aan hebben staan van de apparatuur. Sinds 2017 is informatie en communicatie qua elektriciteitsverbruik enorm gestegen. De oorzaak is niet volledig duidelijk, maar met de komst van ChatGPT zal de toename in 2023 naar verwachting opnieuw enorm zijn. Efficiëntere hardware zou ook een oplossing kunnen zijn, maar daar gelooft Van Gastel niet zo in: “Dat heeft te maken met de Jevons paradox. Dat gaat oorspronkelijk over energie-efficiëntere auto’s, waardoor ze bereikbaar worden voor een breder publiek. Zodra dit gebeurt, gaan we het als samenleving meer gebruiken.” Van Gastel denkt dat dit voor ‘zuinigere’ hardware hetzelfde geldt.
Datahonger stillen
Hoewel we er ook voor kunnen kiezen om onze datahonger te stillen, is er een groep die dat juist wil aanwakkeren: big tech. Digitale mediaonderzoeker Rianne Riemens vertelde voornamelijk over grote Amerikaanse techbedrijven zoals Microsoft, Apple, Meta, Google en Amazon. “Dergelijke bedrijven hebben veel macht”, stelde Riemens. “Ze hebben een infrastructuur opgebouwd waar gebruikers gebruik van maken om toegang te krijgen tot bepaalde diensten.” Het gaat dan om bijvoorbeeld advertentieruimte en opslagruimte in de cloud. De macht van deze bedrijven reikt volgens de onderzoeker ver en de bedrijven zijn moeilijk te ontwijken.
De bedrijven vormen een groot aandeel in onze datahonger, maar presenteren zichzelf juist als de oplossing. Deze ideologie dragen ze volgens Riemens vooral uit via reclames. Koop je bijvoorbeeld een Apple-product, dan koop je een levensstijl, dat is de associatie die zo’n bedrijf wil oproepen. Sinds 2010 investeren de grote techbedrijven in klimaatdiscours, waarin ze hun bestaan tijdens de klimaatproblematiek legitimeren. “Tegelijk weten we steeds meer over het energie-, water- en materiaalgebruik dat nodig is voor hun productie”, vertelde Riemens. Door duurzaamheid een plek te geven op de website, door duurzaamheidsrapporten, reclames over duurzaamheid en projecten en digitale tools, proberen ze zich volgens Riemens als bedrijfstak in stand te houden.
Lastig ingrijpen
Filosoof Elize de Mul sloot de lezingen af. Zij haalde eveneens het punt aan waarom het zo moeilijk is onze datahonger te stillen. Discussies over het klimaat gaan volgens haar gepaard met de mediatisering van de wereld. Wereldwijd is 65 procent van de mensen online, en daar komen 98 miljoen mensen per jaar bij. “Onze digitale media bestaan bij gratie van gebruik en uitputting van natuurlijke hulpbronnen”, stelde De Mul. “En die technologie wordt veelal ontworpen om ons zo veel mogelijk op het schermpje te laten kijken.”
Aangezien de digitale wereld immaterieel van aard is, is het volgens De Mul lastig om in te grijpen. “Het is zoals met het begrip ‘de cloud’”, zei de filosoof. “Die zweeft als het ware boven de werkelijkheid, maar dat is eigenlijk niet zo. Het immateriële bestaat bij gratie van het aardse.” Dit leidt volgens De Mul tot een gevaarlijk geloof dat bijvoorbeeld AI de klimaatcrisis kan oplossen, bijvoorbeeld door ontbossing op te sporen of recyclebaar materiaal in een afvalberg te vinden. Maar AI zelf is ook een probleem, stelde De Mul. “Het brengt een grote ecologische voetafdruk met zich mee. Zijn we vuur met vuur aan het bestrijden?”
Toch zit er ook een moeilijkheid in het bepalen van wat je meeneemt in de berekening van de CO2-impact van dataverbruik. “Neem je de datacentra die staan te roeien mee, of ook de mediabedrijven die de content produceren, de leefstijlen die ons worden verkocht, neem je de keuzes mee die we maken op basis van reclames”, vroeg filosoof De Mul zich af. Daar komt volgens Riemens nog een ander probleem bij. Het is volgens haar namelijk onduidelijk wat de energierekening van techbedrijven precies is. “Daar komt bij dat we dit volgens de bedrijven kunnen oplossen door volledig te leunen op groene energie”, zei de mediaonderzoeker. “Dat is een versimpeling van het probleem.”
Volgens de sprekers moeten we ons sowieso afvragen of we ongelimiteerde toegang moeten hebben tot bijvoorbeeld het bekijken van kattenfilmpjes. Een eindige planeet, de vraag hoe we schaarse energie willen gebruiken en het gebrek aan regulering vormen volgens hen lastige, maar relevante hoofdbrekers.
Moeilijk op te lossen
In het gesprek achteraf vroeg programmamaker Nort Vlemmix zich af of het probleem ons datagebruik is, of dat het verweven is in de digitale infrastructuur? Volgens Van Gastel zit het in de structuur. “De vervuiler betaalt namelijk niet”, zei hij. Landen worden volgens hem tegen elkaar uitgespeeld om een paar honderd banen voor een datacentrum te krijgen, terwijl de bedrijven daar verder weinig tot niets betalen. Ook betalen we als gebruikers niet voor de CO2-impact. “Zouden we dat wel doen, dan zou de prijs meermaals over de kop gaan”, aldus Van Gastel.