Rusland in het Russisch
Door: © Sjaak van Haaster, tekstschrijver en oud-cursist van Radboud in’to Languages
De vrouw van middelbare leeftijd achter het loket overhandigt me het treinkaartje. Ik pak het op van de balie, loop een stukje en blijf dan even roerloos staan terwijl ik verrukt naar het papiertje in mijn hand kijk dat meer weg heeft van een kassabon. Dat ging makkelijk! Ze glimlachte zelfs naar me. Geen gebaren, geen handen en voeten, geen gestamel, geen gesnauw.
Hoe anders was het tien jaar geleden. Ik was samen met een vriend voor het eerst in Rusland. Op het Leningradski Station in Moskou poogden we treinkaartjes naar Sint-Petersburg te bemachtigen. Het was gewoonweg niet te doen. We probeerden het bij verschillende loketten, stuk voor stuk bemand door vlezige vrouwen die zich het best lieten omschrijven als sovjetfossielen. We vingen overal bot. Wat heet. Zodra het de vrouw in kwestie duidelijk werd dat we het Russisch niet machtig waren, werden we afgesnauwd en met een resoluut handgebaar gemaand de rij te verlaten om plaats te maken voor de volgende klant. Vermorzeld door de taalbarrière staarden we ontredderd voor ons uit, twee nietige Nederlandse toeristen in het midden van de immense stationshal.
Een Amerikaan bracht redding. Hij was woonachtig in Moskou en gaf aldaar Engelse les. Hij signaleerde onze wanhoop, nam namens ons plaats in de rij en bestelde in vloeiend Russisch twee kaartjes voor de nachttrein naar Sint-Petersburg, terwijl hij de reisdetails zoals klasse en vertrektijd met ons afstemde. We waren hem oneindig dankbaar.
Het had ons destijds een uur gekost om kaartjes te kopen, mij zojuist slechts een halve minuut. Díé voldoening, de woorden hebben om te vragen wat je wilt en in grote lijnen te begrijpen wat er wordt teruggezegd, is onbetaalbaar. Alleen dat al maakt het leren van een vreemde taal de moeite waard.
Het begon allemaal met een taalcursus Russisch bij Radboud in’to Languages, het eindigde met gesprekken met allerlei mensen verspreid door Midden- en Oost-Europa. Want behalve in Rusland kun je met Russisch ook prima uit de voeten in de Baltische staten, Oekraïne en Moldavië. Maar ook in Tsjechië en Slowakije heb ik het regelmatig in de praktijk kunnen brengen. Maar nu terug naar Rusland.
Met het zojuist gekochte treinkaartje in m’n hand sta ik voor het bord waarop de vertrektijden van de treinen worden aangegeven. Ik lees bestemmingen als Jekaterinburg, Oefa en Kazan. Plots voel ik dat het land voor me openligt. Als ik een kaartje naar Kolomna kan kopen, dan toch ook naar Wolgograd, Archangelsk of Vladivostok?
Na een bijzondere treinreis loop ik twee uur later door het Kremlin van Kolomna. Bij de ingang van een kapel tref ik een bedelaar aan. De bedelaar spreekt me aan en vraagt om wat geld. Ik geef hem een briefje van honderd roebel. Hij pakt mijn hand en zegt dat ie zeker weet dat mij in het nieuwe jaar goede dingen zullen overkomen. Het voelt als een transactie: ik geef hem geld, hij op zijn beurt zegt iets liefs en positiefs waardoor ik me beter ga voelen. Misschien werkt het zo, maar toch raakt het me. Ik heb hem al geld gegeven, dus hij hóéft het niet te zeggen. Bovenal ben ik heel blij dat ik hem kan verstaan, anders had ik gedacht dat ie om meer geld vroeg en was ik wellicht geïrriteerd geweest. Maar ik versta hem niet alleen, ik kan gelukkig ook iets terugzeggen. Ik bedank hem voor zijn lieve woorden en wens hem het beste voor de toekomst.
Hoe kom je op het punt dat je gesprekken kunt voeren met mensen? Heel simpel: maak fouten. Pas toen ik mezelf toestond om fouten te maken, raakte ik mijn spreekangst kwijt. De enige fout die je níét mag maken als je een nieuwe taal gaat leren, is van jezelf eisen dat je het foutloos spreekt. Het klinkt heel logisch en toch schamen de meeste mensen zich voor hun niveau als ze net begonnen zijn. Maar zeg nou zelf: als je de handstand wilt kunnen, verwacht je toch ook niet bij de eerste poging kaarsrecht te staan en niet om te vallen?
Op het centrale plein van Kolomna is een kleine boekenmarkt. Tussen de boeken zie ik tot mijn verbazing ‘Mein Kampf’ liggen en ik kan het niet laten om tegen de verkoper te zeggen: “Bij ons mag dit boek niet verkocht worden.” De man heeft warrig grijs haar tot over zijn oren, een grote uilenbril op het puntje van zijn neus en hij draagt een grijze, wollen gilet over zijn beige overhemd. “Bij ons vroeger ook niet, maar tegenwoordig mag je alles verkopen”, reageert hij hoofdschuddend. “Het maakt niemand meer iets uit?” vraag ik, licht onzeker of ik wel de juiste naamval heb gebruikt. “Precies!”, zegt hij terwijl ie zijn wijsvinger veelbetekenend op mij richt. Met zijn hand maakt hij een wegwerpgebaar om zijn onbegrip kracht bij te zetten. Ik glunder van binnen om mijn vraag die onbedoeld suggereerde wat hij blijkbaar al dacht. Én ik gebruikte de juiste naamval.
Ach ja, de Russische naamvallen. Zes stuks zijn het. Ze onder de knie krijgen, vergt doorzettingsvermogen en rijtjes met uitgangen leren totdat ze je ’s nachts in je slaap komen opzoeken. Maar de moeite betaalt zich uit, dat weet ik inmiddels. En de waardering van de Russen is groot, hoe vaak je de naamvallen ook door elkaar haspelt.
Als ik op mijn horloge kijk, zie ik tot mijn grote schrik dat het al kwart voor vier is. Mijn trein vertrekt over tien minuten en het is minstens twee kilometer lopen naar het station. Ik verlaat het marktje en zet het op een lopen, hoewel ik weet dat ik de trein naar Moskou niet meer ga halen. Na een paar honderd meter ren ik voor een auto langs die op het punt staat van een parkeerplaats weg te rijden. Ik blijf ervoor staan tot de jonge knaap achter het stuur me in de gaten heeft, loop naar de bijrijderskant en vraag via het open raam of hij me een lift kan geven naar het treinstation. Hij gebaart dat ik in kan stappen en scheurt op z’n Russisch naar het station. Bij het uitstappen bedank ik hem hartelijk en we wensen elkaar het beste. De roebels in mijn uitgestoken hand weigert hij resoluut aan te nemen. Ik voel me een stomme Hollander.
Op het station blijk ik nog vijf minuten over te hebben. Ik steek een sigaret op. ‘Roeski stiel’ heet het merk, oftewel Russische stijl. Een man die in mijn buurt staat, vraagt me prompt of ik er ook een voor hem heb. Ik geef hem een sigaret en we raken aan de praat. “Gallandieja!” roept hij uit als ik vertel dat ik uit Nederland kom. Dan komt de trein binnenrijden. “Pajdjom!”*, zegt hij enthousiast en hij wenkt me met een joviaal armgebaar.
We stappen in. Twee uur tegenover iemand zitten die net een sigaret van je heeft gebietst kan heel lang zijn. Ik hoop op het beste.
*We gaan!