Grenzeloos Bowie | Column Taede Smedes
David Bowie. kanttekeningen bij de mythe
Actualiteitencollege met letterkundige Maarten Steenmeijer
Dinsdag 19 januari 2016 | 12.45 - 13.30 uur | Hal Erasmusgebouw, Radboud Universiteit
Grenzeloos Bowie
Column door Taede Smedes, godsdienstfilosoof en theoloog
“That’s the shock: All clichés are true. The years really do speed by. Life really is as short as they tell you it is. And there really is a God – so do I buy that one? If all the other clichés are true… Hell, don't pose me that one.” - David Bowie (interview)
Het was me wat: wie David Bowie’s cd Blackstar op vrijdag 8 januari had gekocht, had drie dagen later, op maandag 11 januari, ineens een heel andere cd in handen.
Look up here, I'm in heaven
I've got scars that can't be seen
I've got drama, can't be stolen
Everybody knows me now
Dat zingt David Bowie in het nummer Lazarus, de derde track van zijn cd Blackstar. Ineens zong hij ons letterlijk vanuit de hemel toe. Zelden klonk de stem van een dode zo levendig. David Bowie: een artiest die je al bijna vergeten was terwijl hij nog leefde, verscheen ineens in ons midden, in het rijk der levenden, terwijl hij dood is. Na zijn dood deed hij niet anders dan bij leven en welzijn.
Want Bowie stond voor transformatie en grensvervaging. Dat gold allereerst voor zijn muziek. Allerlei invloeden, van rock tot electropop en jazz, grijpen bij Bowie in en door elkaar. Maar Bowie speelde ook met culturele stereotypen, vooral genderstereotypen. In de jaren ‘70 liep hij rond in jurken, die hem – dat moet gezegd worden – nog stonden ook. Op foto’s was niet altijd meteen duidelijk of Bowie een man was of een vrouw. En zei hij eerst dat hij homoseksueel was, later werd hij biseksueel, uiteindelijk leek hij zich bij een soort heteroseksualiteit te hebben neergelegd.
Met zijn vloeibare identiteit is David Bowie de belichaming van onze ‘vloeibare samenleving’: een samenleving waarin categorieën en identiteiten niet langer vastliggen, maar in elkaar overvloeien.
Die vloeibaarheid geldt ook voor Bowie’s kijk op religie. In 1973 interviewt Russell Harty een nog piepjong ogende David Bowie. Bowie oogt nerveus, met felrood punkkapsel, het gezicht bleek geschminkt met felrode lippen, vaag doet hij denken aan een mime-speler of een clown. Hij draagt een extravagant pak en schoenen met dikke zolen en hakken. In zijn rechteroor draagt hij een enorme oorbel. Uit zijn kleding wordt niet direct duidelijk of de inhoud mannelijk of vrouwelijk is. En dat geldt voor Bowies hele houding. Zijn stem is lijzig, zacht, bijna vrouwelijk. Zijn oogopslag en handgebaren doen vrouwelijk aan. Hij doet verlegen aan, voortdurend friemelend met zijn handen.
Ergens tijdens het interview vraagt Harty of Bowie in God gelooft. ‘Ik geloof in een vorm van energie’ antwoordt Bowie, ‘ik zou er niet graag een naam op plakken’. Als Harty dan vervolgens vraagt of Bowie aan een vorm van eredienst (worship) doet, moet Bowie even nadenken voordat hij zegt: ‘Leven. Ik houd heel erg van het leven’.
Bowie aanbad het leven, dat hoorde je ook de Nederlander Ivo van Hove, de regisseur van Bowies musical Lazarus, vorige week maandag in verschillende interviews zeggen. Bowie wilde niet dood, probeerde de dood een hak te zetten door liedjes te maken.
Geloofde Bowie in God? Zoals alles bij Bowie, is het antwoord niet eenduidig. Bowie is geen traditionele godgelovige en in zoverre een ongelovig. Maar hij is ook geen atheïst, want hij gelooft wel in ‘iets’, in een vorm van goddelijke energie zonder naam.
Bowie belichaamde ook op religieus gebied de vloeibare samenleving. Hij lijkt een voorbeeld van iemand die doet aan multiple religious belonging (MRB), vloeibare religiositeit die facetten heeft van talloze verschillende religies en levensbeschouwingen. Bowie flirtte met levensbeschouwingen, ideologieën en religies, hij was creatief en controversieel, zoals het een kunstenaar betaamt. Hij flirtte met het Tibetaanse boeddhisme en stoeide met de joodse mystiek van de Kabbala, al ruim voordat Madonna daarmee begon. Bowie’s religieuze zoektocht klonk door in mysterieus klinkende songteksten.
Was Bowie gelovig? Hij geloofde in een kosmische energie, maar zei ook ooit: ‘Ik ben toch niet echt een atheïst en daar maak ik me zorgen over’. Bowie is niet gemakkelijk in een religieus hokje te plaatsen, en precies dat is een kenmerk van culturele vloeibaarheid. Bowie werd gefascineerd door religie. Hij was een spirituele zoeker, iemand die elementen uit verschillende religies in zijn persoon en zijn werk samenbracht en wist vervolgens als een moderne alchemist in zijn muziek en zijn songteksten goud uit lood te wringen. Of hij zelf de steen der wijzen gevonden heeft die hij in religie zocht, zal wellicht voor altijd een mysterie blijven.
Want Bowie is dood. Toch? Maar weten we dat wel zo zeker? Wat betekent de dood nog? Laten we nog een keer teruggaan naar dat nummer Lazarus en dan naar de laatste zinnen:
Oh, I'll be free
Just like that bluebird
Oh, I'll be free
Ain't that just like me?
Bij leven en welzijn was Bowie een entiteit met een vloeibare, ongrijpbare identiteit. En nu? Terwijl je naar de cd luistert, hoor je de stem van een dode. Dankzij de moderne technologie zijn we in staat de doden in leven te houden en een stem te geven.
Bowie is vrij, zo zingt hij, als een vogel, een bluebird: een Sialia, een vogeltje dat bij de Pueblo-indianen gebruikt werd voor allerlei rites de passage, omdat het vogeltje symbool stond voor een doortocht, voor een overgang van een oud naar een nieuw bestaansniveau. Hij is dood, maar toch nog onder ons. Zelfs de grens tussen leven en dood weet Bowie nog te doen vervloeien.
Zo typisch Bowie.