Verslag van di 19|01|16 Niets doen. Hoe doe je dat? | Filosofieworkshop
Niets doen. Hoe doe je dat?
Filosofieworkshop met filosoof Christoph Lüthy
Dinsdag 19 januari 2016 | 19.30 - 21.30 uur | De Waagh, Grote Markt 26, Nijmegen
Christoph Lüthy is hoogleraar Geschiedenis van de filosofie aan de Radboud Universiteit. Hij houdt zich onder meer bezig met actuele vragen als de 'maakbare' mens en het concept van wetenschappelijke verantwoordelijkheid.
De workshop ‘Niets doen. Hoe doe je dat?’ was binnen een halve dag uitverkocht. Blijkbaar speelt er iets waar wij een antwoord op zoeken. Maar een workshop over niets doen is ook merkwaardig: het is paradoxaal. Als filosoof verhelder je uitdrukkingen en ideeën. Kijkend naar de formulering zitten wij hier iets onmogelijks te doen, aldus Lüthy.
Niets doen: wat is dat?
De workshop begint met een inventarisatie van ideeën van de deelnemers over niets doen. Terugkerende elementen zijn: ontspanning (verbonden met plezierige gevoelens), een afname van druk (zowel van binnen als van buiten), verschillende manieren van niets doen (activiteit en passiviteit, bevredigend en onbevredigend), tot jezelf komen. Ook blijkt dat niets doen voor veel deelnemers moeilijk is.
Waarom niets doen?
Het Nederlands is de enige taal met een werkwoord voor niets doen. De term ‘niksen’ werd tot een paar decennia geleden uitsluitend negatief gebruikt. Niets doen was tijd verspillen. Waarom zitten wij vandaag de dag met het probleem van niksen? Waarom is het zo’n grote behoefte geworden? Heeft dat iets met de maatschappij of de techniek te maken? Volgens de deelnemers spelen sociale media een belangrijke rol: meteen moeten reageren op berichtjes. Ook heeft het volgens hen te maken met het idee dat je het beste moet halen uit je leven. En we worden overladen met een veelheid aan prikkels. We hebben behoefte aan niets doen om dat te kunnen verwerken. Vroeger was er veel tijd voor herstel van het brein vanwege de vele repetitieve handelingen die het werk van toen met zich meebrachten. Nu moet je er met je hoofd constant bijblijven. Bovendien, aldus Lüthy, is er sprake van een versnelling van het leven door de technologie van de tijdmeting. In de Middeleeuwen werd de tijd gemeten aan de hand van de zonnewijzer: er was toen enkel sprake van ‘voor de middag’ of ‘na de middag’. Met de komst van het horloge werd de tijdmeting steeds strakker. Vanaf de 19e eeuw was er sprake van een standaardisering van de tijd. We kennen de doctrine van het ‘tijd besparen’. En door de digitale onmiddellijkheid is iedereen contant bezig.
Niets doen is niet gemakkelijk
Vroeger hadden we geen last van teveel prikkels, maar eerder van verveling, aldus Lüthy. Volgens wis- en natuurkundige, filosoof en theoloog Blaise Pascal voelt de mens zich altijd ongemakkelijk, vanwege het feit dat we half mens, half dier zijn. Er is een toestand van voortdurende spanning. In hoeverre zijn wij als mens in staat om van het niets doen te genieten? Als je wekenlang niks doet, kom je dan niet in een heel grote crisis?
Iets uit niets
Lüthy brengt de theorie van de creativiteit in. De meest belangrijke momenten zijn die waarin je weg dwaalt, de focus verliest. Je hoofd is vrij en plots ontstaan er dingen. De deelnemers herkennen zich hierin: als je eenmaal op de automatische piloot bent, ontstaat er ruimte. Ontspanning kan gevonden worden in het kijken naar eentonige bewegingen, of door simpelweg uit het raam te staren.
Niets doen als cultureel verschijnsel
Is er niet ook sprake van een cultureel patroon dat het voor ons moeilijker maakt om tijd vrij te nemen, vraagt Lüthy. Vanuit calvinistisch Nederland bestaan er vooroordelen dat mensen in andere landen lui zijn, en luiheid wordt gezien als zonde. We moeten immers onze tijd goed gebruiken en iets maken van ons leven. De deelnemers herkennen dit. Nederland wordt gedomineerd door tijd. De vraag ‘hoe laat is het?’ is een Europese vraag. Niets doen moet je hier inplannen. Lüthy sluit hierbij aan. Adviezen om te onthaasten of juist te activeren zijn vaak hetzelfde: plannen. Hij sluit af met antropologische vragen (Waarom leven we eigenlijk zoals we leven? Hoe contingent zijn patronen?) en concludeert dan: als we rust zoeken zijn de filosofische oplossingen vaak niet de beste.
Verslag: Maartje Janssens