Zoek in de site...

Verslag van do 21|01|16 Military intervention in Syria? | Lezing


Military intervention in Syria?
Lezing door rechtsfilosoof Thomas Mertens
Donderdag 21 januari 2016 | 19.30 - 21.30 uur | Thomas van Aquinostraat 1 (0.35), Radboud Universiteit, Nijmegen

Thomas Mertens is hoogleraar Rechtsfilosofie aan de Radboud Universiteit. Cees Leijenhorst is universitair hoofddocent Geschiedenis van de filosofie.

Thomas Mertens opent avondThomas Mertens praat niet graag over humanitaire interventie, zo opent hij zijn lezing. Het meeste hierover is al gezegd. De enige reden waarom hij instemt er vanavond over te praten, is om wat provocatieve uitspraken te doen. Hij signaleert namelijk bepaalde ontwikkelingen die hem boos maken. Alvorens hij daar komt, schetst hij de juridische achtergrond van humanitaire interventie.

Juridisch kader

Artikel 2.4 van het Handvest van de Verenigde Naties geeft de basisregel aan, die neerkomt op de boodschap: geen interventie. Het Handvest gaat niet over mensenrechten, aldus Mertens. Het is tot stand gekomen door staten voor het verdedigen van staten. De regel is dus ‘geen oorlog’ maar er zijn twee uitzonderingen: zelfverdediging en optreden van de Veiligheidsraad. Wanneer we Mertens in gesprek met Cees Leijenhorstover humanitaire interventie praten moeten we vervolgens kijken naar de mensenrechten. In het Handvest worden bepaalde waarden voorgeschreven. Zo staat er in artikel 1.3 dat het Handvest het respect voor de mensenrechten poogt te bevorderen. Hoe kunnen nu deze twee – soevereiniteit van de staat en mensenrechten – bij elkaar gebracht worden? In het recht op of de plicht tot humanitaire interventie, met als doel bepaalde mensenrechten te redden.

Moreel kader

Mertens verschuift de focus vervolgens van het recht naar moraaltheorie. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens erkent een inherente waardigheid van alle mensen. We hebben op dit moment echter geen internationale orde die de mensenrechten beschermt, zoals beschreven in artikel 28. Een van de meest invloedrijke theorieën die de waarden van oorlog en vrede bediscussieert is ‘just war theory’. Deze theorie stelt de vraag: is humanitaire interventie moreel gerechtvaardigd? In het antwoord op deze vraag worden drie posities onderscheiden. Volgens het passivisme gaan oorlog en moraliteit niet samen. Er bestaat geen moreel argument vóór oorlog. Het tegenovergestelde hiervan is realisme. Deze positie stelt dat oorlog buiten het domein van moraliteit staat. De derde positie is die van de ‘just war theory’: onder bepaalde condities (bijvoorbeeld zelfverdediging) is oorlog moreel gerechtvaardigd.

Soevereiniteit van de staat versus mensenrechten

PubliekBij humanitaire interventie staan de soevereiniteit van de staat en de mensenrechten op gespannen voet. Een goed voorbeeld van hoe dit debat uitspeelt is de interventie in Kosovo in 1999. Er was toen geen mandaat van de Veiligheidsraad en het was ook geen daad van zelfverdediging. Niettemin kan er beargumenteerd worden dat het een legitieme interventie was: immers de mensenrechten stonden op het spel. Humanitaire interventie is zo bezien een derde uitzondering op de regel ‘geen oorlog’.

Moeten we interveniëren in Syrië?

Mertens komt nu bij zijn boosheid aangaande de discussie over humanitaire interventie. Deze hele discussie heeft oorlog tot een soort (sociaal) acceptabele optie gemaakt als middel in internationale betrekkingen. Hiermee gaan echter grote risico’s gepaard, zoals de (recente) geschiedenis ons leert. De ‘just war theory’ verdringt het internationale recht. Mertens eindigt met een citaat van Immanuel Kant: “Het slechte aan oorlog is dat het meer slechte mensen oplevert dan afvoert.”

Mertens en Leijenhorst in discussieLeijenhorst vraagt Mertens of we op grond van morele en juridische principes kunnen rechtvaardigen waarom we niet zouden ingrijpen in Syrië. Als je focust op moraaltheorie, dan kan dat je blind maken voor de complexiteit van de werkelijkheid, aldus Mertens. Wat we in elk geval kunnen doen, is wat gastvrijer zijn naar de vluchtelingen die hier komen.

Verslag: Maartje Janssens