Verslag van do 19|05|16 Radboud Reflects zomerclinic @Radboud Rocks
Zomerclinic @ Radboud Rocks
Donderdag 19 mei 2016 | 18.00 - 20.00 uur | Wetenschapsplein Radboud Universiteit, Nijmegen
Neurowetenschapper Anna Tyborowska, filosofie-promovendus Simon Gusman, ethica Femke Takes, filosoof Laurens Landeweerd; allen werkzaam aan de Radboud Universiteit.
Terwijl het Erasmusplein volstroomt met bezoekers voor Radboud Rocks, nemen de deelnemers van de Radboud Reflects zomerclinic plaats in een typische Amerikaanse schoolbus op het Wetenschapsplein. De meterslange bus is het decor voor vier korte clinics die luisteraars een prikkel geven om de zomer mee in te gaan. Over zomerliefde, dingen wel/niet meemaken, nietsdoen en op vakantie gaan.
Lovesick
Neurowetenschapper Anna Tyborowska citeert moeiteloos Shakespeare. Dat is wel gepast, want vandaag adviseert de promovenda bezoekers van de zomerclinic over een welbekend fenomeen. De zomerliefde. Je kunt het je wel voorstellen: je hebt je net heerlijk uitgestrekt op het strand. Plots trekt je honger weg, je begint te zweten. Wat is hier nu aan de hand? Nou, misschien ben je wel lovesick, vertelt Tyborowska: “Er is een sterke band tussen verliefdheid en het gevoel dat je gek wordt.” Wat gebeurt er in je lichaam als je verliefd wordt?
Verliefd worden hangt samen met een lichamelijke reactie. Als je verliefd bent, wordt het beloningsgedeelte in je hersenen ingeschakeld. Dat stuk in je brein wordt actief bij plezierige gevoelens, maar gaat ook aan het werk als we gokken of een risicovol besluit moeten nemen. “Stofjes zoals dopamine worden op dat moment meer aangemaakt. Daardoor worden we meer doelgericht en we zijn nog gemotiveerder om jacht te maken op de persoon die we leuk vinden,” vertelt Tyborowska.
Wie verliefd is, ervaart minder pijn. Daar kwamen onderzoekers achter tijdens een experiment. Ze deden mensen pijn terwijl ze een foto van hun geliefde lieten zien. Wat bleek? Ze leden minder. Balen voor de niet-verliefden. Maar daar heeft de wetenschap ook aan gedacht. Tijdens een ander onderzoek werden twee vreemden in een ruimte bij elkaar gezet. Ze mochten een vragenlijst doorlopen met intieme vragen zoals ‘Met wie op aarde zou je het liefst willen eten?’ en ‘Hoe is de relatie met je moeder?’. Aan het eind van het uur waren de proefpersonen duidelijk naar elkaar toegegroeid. Wat ook helpt: een vreemde zo’n vier minuten lang in de ogen aankijken. Op zo’n moment stijgt je hartslag en je voelt je gespannen. Dat ervaar je ook bij verliefdheid. Deze lichamelijke effecten laten je brein denken dat de vonk is overgeslagen. “Maar,” besluit Tyborowska, “liefde is méér dan wat stofjes in ons brein.”
Duizenden festivals
Filosofie-promovendus Simon Gusman analyseert de drang om alles mee te maken, overal bij te willen zijn, zoveel mogelijk ervaringen op te willen doen. “In die zin heeft de zomer een heel dubbel gezicht. Het is enerzijds leuk om vrij te zijn en te doen wat je wilt. Er wordt dan ook van alles georganiseerd. Dat is het andere gezicht van de zomer: mensen krijgen het idee dat ze van alles moeten.
Hoe komt dat? We zijn toch vrij om te kiezen wat we willen? Dat klopt wel, zegt Gusman, maar het lijkt soms dat we onszelf vertellen dat we het beste kiezen als we álles kiezen. Wie zoveel mogelijk kiest, is het meest vrij – dat idee. “Toch betekent het maken van zoveel mogelijk keuzes niet dat je de beste keuzes maakt.”
De Franse existentialist Jean-Paul Sartre heeft een handig onderscheid gemaakt tussen triviale en fundamentele keuzes. Een triviale keuze is het om te bepalen welke van de dertig tandpasta’s je koopt, naar welke van de duizenden festivals je gaat en bij welke foodtruck je vervolgens een hapje eten haalt. Dit soort keuzes doet er niet toe als het om vrijheid gaat. Fundamentele keuzes wel. Die liggen ten grondslag aan de triviale keuzes, zegt Sartre. Toch is het moeilijk om te beschrijven wat die fundamentele keuze nu precies zijn. Daarom moet je volgens de Franse denker zoveel mogelijk nagaan waarom je bepaalde triviale keuzes (waarom die tandpasta, dit festival en dat eten?) hebt gemaakt.
Zet je telefoon uit
Ethica Femke Takes neemt het stokje over van Gusman en deelt, voor ze begint met haar clinic, aan elke deelnemer een enveloppe uit. “Zouden jullie allemaal je telefoon kunnen uitzetten en hem in de enveloppe willen stoppen? Welkom. Je bent nu helemaal offline.” Tijd om het te hebben over nietsdoen.
Met het oog op de aanstaande zomervakantie vertelt Takes dat we die periode nodig hebben om “bij te komen van en op te laden voor de rat-race waar we onszelf in hebben gestort”. Dat herstellen, en een tijdje nietsdoen, gaat niet zonder slag of stoot. Je moet nietsdoen bijvoorbeeld niet verwarren met uitstellen. “Dat is een vorm van nietsdoen waar we ons terecht zwak over voelen. Als we het strijkwerk laten liggen of tóch niet aan dat paper werken, ontbreekt het ons aan zelfcontrole. Dat proberen we vervolgens te camoufleren door iets leukers en gemakkelijks te doen, zoals onze Facebookpagina bijwerken of de plantjes water geven.”
Kunnen we dan niet gewoon lekker luieren, deze zomer? Ook niet, zegt Takes: “Het is een hoofdzonde en het duidt op gemakzucht: een hang naar comfort en instantvermaak. Hoe je het wel aanpakt? Door nietsdoen als een activiteit te beschouwen. “Dat lijkt paradoxaal, maar je hebt aandacht nodig om niets te doen. Je moet je ervan bewust zijn dat je niet iets anders doet, zoals online gaan om irrelevante berichtjes te lezen. Het is een streven naar rust, het bewust nalaten van wat stress oplevert.” Wat ga jij bewust niet doen?
Hutkoffers en sleurhutten
Filosoof Laurens Landeweerd sluit de rij met een verhaal over de geschiedenis van vakantie. Het mag ons heel normaal voorkomen, dat we elke zomer in de auto stappen en me de sleurhut naar het zuiden trekken, maar het is een vrij nieuw verschijnsel. Landeweerd memoreert een Fransman die aan het begin van de achttiende eeuw werkt als gasinstallateur in Bordeaux. “De man kwam plots niet meer opdagen. Hij zwierf twaalf maanden door Europa. Zijn verklaring? Hij kon de drang om te reizen niet onderdrukken.” Aan het eind van de negentiende eeuw wordt de stedentrip erg populair. Dat was niet te vergelijken met het cityhoppen dat we tegenwoordig kennen. Landeweerd: “Je ging met hutkoffers vol naar een tante in Parijs, die je had uitgenodigd om de stad aan te doen.”
Of neem de sleurhut. Kamperen is een verschijnsel dat ontstond toen de zigeuner met houten wagen erop uittrok. “Hij kon het leven leiden wat hij wilde, terwijl hij lekker speelde op zijn viool.” Dat is natuurlijk een karikatuur, beaamt Landeweerd, maar het geeft aan hoe anders het karakter van de vakanties nu is. Landeweerd: “Het is een gescripte ervaring geworden. We bekijken wat foto’s op een website, stappen dan in een overvol vliegtuig en maken daar op locatie dezelfde foto’s als in de reisgids – maar dan van een waardeloze kwaliteit – om die vervolgens op Facebook te zetten.”
Hoe kunnen we dan op vakantie gaan? Landeweerd vertelt dat hij vorig jaar voor zijn werk een tijd verbleef in Korea. Daar sprak hij iemand die veel wist van de tao, een van de belangrijkste levensleren in oud China en Korea. “De leer omarmt het idee van de weg. Die plan je niet van tevoren, maar ontstaat terwijl je hem bewandelt. De ene dag vind je nootjes, dan weer besjes. Je kunt het niet voorspellen. Plan dus zo min mogelijk in, stap in de auto en zie waar je terecht komt.”
Door: Karlijn Ligtenberg