“De hersenwetenschappen hebben een megafoon in handen gekregen.”
De mens, meer dan een hersenbeest
Lezing en gesprek met filosofen Marjan Slob en Marc Slors
Dinsdag 18 oktober 2016 | 19.30 - 21.00 uur | LUX, Nijmegen
In de zandbak vroeg essayist Marjan Slob zich al af wat wij mensen hier op aarde doen. Ze vroeg zich af hoe het mogelijk is dat we over onszelf na kunnen denken, want zelfreflectie heeft iets paradoxaals: je beweegt weg van jezelf om over jezelf na te denken, in de hoop vervolgens meer jezelf te worden. En hoe kan zulke zelfkennis eigenlijk wetenschappelijk worden?
Arsenaal van emoties
Wie bezig is met zelfbegrip ontkomt niet aan de erkenning van de complexiteit en veelzijdigheid van het menselijke. Slob projecteerde een beeld van fotograaf Rineke Dijkstra: “Als ik naar de foto kijk, dan voel ik van alles. Ik heb een idee over wat dat meisje bevangen heeft. Ik ervaar een complex arsenaal van emoties. Het is een vreemde mengeling van allerlei indrukken die door je heen kunnen gaan. Foto’s drukken iets uit van de essentie van het bestaan.”
Dominant verhaal
Het bestaan doorgronden, dat is een drijfveer van alle tijden. Er is een breed scala aan manieren om te begrijpen wat het menselijk bestaan is, van literatuur tot de geneeskunde. Daar is de laatste tien a vijftien jaar een dominant verhaal bijgekomen, betoogde Slob, namelijk dat van de hersenwetenschappen. “Hersenwetenschappen hebben een heel dominant verhaal ingebracht. Ze presenteren het met de pretentie: dit is de echte wetenschap. Dankzij onze hersenen zijn we wie we zijn.” Deze dominante stem trekt volgens Slob allerlei klassieke vragen aan over wat het betekent om mens te zijn: de vraag naar vrije wil, bewustzijn, zelfreflectie en de uniciteit van de mens.
Intieme ruimte
Maar wat brengen de hersenwetenschappen eigenlijk als je jezelf wil begrijpen? Slob: “Mijn antwoord is genuanceerd. De hersenwetenschappen zijn niet verkeerd bezig. Ze kunnen hele interessante dingen aandragen, ook voor filosofen. Ik doe dan ook een oproep aan hen om zich met hersenwetenschappen te verhouden. Je hebt niet zo veel aan filosofie die alleen in een echokamer met filosofen onderling wordt beoefend. Toch kent de hersenwetenschap ook beperkingen. Hersenwetenschappers moeten woorden gebruiken om iets uit te vinden over mensen. Je kunt het niet met enkel de biologische materie af. Daar komt bij dat de hersenwetenschapper geen toegang heeft tot onze innerlijke, intieme ruimte die ieder van ons ervaart.”
Schaamte
Hoe complex hersenonderzoek kan zijn illustreerde Slob aan de hand van een casus. “Veronderstel eens dat je de ervaring van schaamte onder de loep gaat nemen. Het onderzoeksteam waarin je opereert moet bedenken hoe je die gewaarwording kunt onderzoeken in een laboratorium. Om dat mogelijk te maken moeten ze ook bepalen wat wordt verstaan onder schaamte. Je moet het bijvoorbeeld kunnen onderscheiden van schuldgevoel. Juist dit beginstuk is voor de filosoof en geesteswetenschapper zo interessant. In de taal liggen impliciete waarden besloten.”
Wat voelt de ander?
Dat de mens zo’n groot verlangen heeft om naar binnen te kijken vond Slob niet verwonderlijk. “Het grootste deel van de tijd ben je alleen met eigen gedachten, gewaarwordingen en gevoelens. De suggestie wordt gewekt dat we nu eindelijk eens die binnenwereld goed kunnen gaan bestuderen met behulp van de hersenwetenschappen. Maar jij bent het die een geprivilegieerde toegang heeft tot je eigen innerlijke gewaarwording. Wat een ander voelt, kun je enkel vermoeden en bespreken, maar niet voelen. Dat is een complicatie. Neem zoiets als het voelen van pijn of schuldgevoel. Als ik zeg: ‘Ik voel me schuldig’ en ik vertoon gedrag dat in lijn ligt met die bewering, is er op sociaal vlak geen probleem. Maar we weten niet of we ons op exact dezelfde manier schuldig voelen. Die wetenschappelijke precisie is niet te bereiken zodra het gaat over de innerlijk gewaarwordingen van mensen.”
Olifant
Slob vertelde over een Indiase fabel, waarin vijf geblinddoekte mannen voelen aan een olifant. "De één legt zijn handen om een poot en zegt dat een olifant iets stevigs, redelijk breed en hards moet zijn. De ander grijpt de staart en moet concluderen: de olifant is pluizig, dun en beweeglijk. De derde voelt aan een slagtand en rapporteert dat hij te maken heeft met een glad dier. Al die mannen voelen aan hetzelfde dier en komen met verschillende rapportages. De wereld is een soort olifant en we zijn zelf mini-wetenschappers die de wereld bevoelen in de hoop er kennis over te vergaren. Het is een heroïsche onderneming, maar de kans dat dat tot één en dezelfde rapportage leidt is nihil.” Het sluit ook aan bij Slobs eigen beeld van wetenschap: “Je zoekt waar je licht hebt. Wetenschappers zijn op een bepaalde manier geschoold en daaruit volgt een specifieke manier van handelen. Je onderzoek geeft feedback op waar jij zoekt en in de termen waarin jij je onderzoek hebt opgesteld. Wetenschappers zijn als vleermuizen die geluid uitzenden in de hoop dat ze iets terughoren.”
Geesteswetenschappen in de verdrukking
Wat hoopt Slob te bereiken met haar pleidooi? Het is haar te doen om een belangrijke moraal. “Ik wil de innerlijke mens verdedigen tegen een gelijkschakelende, totaliserende impuls. Er is niks mis met hersenwetenschappen. Het is een fatsoenlijke en interessante manier van geluid uitzenden, hoewel ze misschien niet op de meest geschikte frequentie zitten om echo’s te krijgen uit de innerlijke wereld. De hersenwetenschappen hebben echter een megafoon in handen gekregen. Daarbij: ze bestuderen mensen als objecten. Het gaat bijgevolg niet over jou als individu. Als er heel veel geluid, en ook beleid, komt vanuit die hoek is de kans groot is dat individuele verhalen verdwijnen. Het zou fijn zijn om meer ruimte te laten aan subtiele verhalen zoals die van geesteswetenschappers.” Voor die groep schreef Slob ook een beetje haar boek. “Ik wilde geesteswetenschappers redeneringen aanreiken waar zij zich door gesterkt kunnen voelen en die ze bovendien kunnen overnemen. Dat is belangrijk omdat ik vind dat ze in de verdrukking zitten en zich makkelijk in de hoek laten zetten.”
Door: Karlijn Ligtenberg