"Vriendschap en overgave"
In het klooster waar ik tegenwoordig werk was vriendschap vroeger verboden. Novicen mochten geen vriendschap met een andere zuster onderhouden. Ze mochten nooit met zijn tweeën zijn. Alleen gedrieën wandelen; u kent de verhalen vast wel. In de constituties uit 1860, dat zijn de regelingen die het kloosterleven van deze gemeenschap van zusters beschrijven, staat: ‘Hoewel de zusters de onderlinge liefde moeten beoefenen, dienen zij toch waakzaam te zijn ten aanzien van deze bijzondere genegenheid, voor een te grote vertrouwelijkheid of vriendschap met de een of andere zuster. Dit soort relaties, bijzondere vriendschappen, zijn – voorzover ze eerlijk gemeend zijn – in de wereld goed, maar in de congregatie een pest. Een innige vriendschap moet alle leden van de congregatie verbinden, maar deze lijdt onmiddellijk schade, zodra de genoemde particuliere vriendschappen intrede doen.’ Vriendschap was bedreigend voor de gezamenlijkheid en het geloofsleven. Hoezeer het kloosterleven ook draaide om overgave - aan moeder overste, aan God, aan het kloosterideaal - níet om overgave aan een vriendin.
Want overgave is totaal. Je kunt je niet een beetje overgeven. Overgave is met huid en haar, met hart en ziel en verstand. Of het nu aan de vijand is of aan een geliefde, of aan God; overgave veronderstelt geen voorbehoud. Het is de vraag of vriendschap en overgave, de combi die ik aangereikt kreeg voor mijn verhaal vandaag, een logisch begrippenpaar is. Want vrienden kun je meerdere hebben, in verschillende gradaties, en daarnaast wellicht ook nog een geliefde, een gezin. Is overgave dan deelbaar? Kan een mens meerdere personen in zijn/haar leven hebben die volledige toewijding van je kunnen en mogen verwachten. Spreek je in al die relaties van overgave? In de zin van die absoluutheid en alomvattendheid waar de novicen in vroegere tijden naar gemodelleerd werden? Het lijkt me van niet. Maar we zullen het zien. Ik ga op onderzoek uit. Beginnend bij vriendschap en langzaam toewerkend naar de betekenis van overgave in deze.
Vriendschap is kostbaar. Dat is mijn voornaamste conclusie toen ik her en der rondvroeg wat vriendschap eigenlijk betekent en behelst. Om eens een paar weken met dit thema rond te lopen, ter voorbereiding van dit verhaal, heeft bij mij wel enige bewustwording te weeg gebracht. Ik ben niet zo goed in vriendschappen, heb ik altijd gedacht. Te druk met werk, gezin en andere verplichtingen. Daardoor en ik het gevoel structureel tekort te schieten, niet toereikend te zijn, in aandacht, alertheid, presentie. Ik word daarbij ook op het verkeerde been gezet door alle beelden die de Linda, de Libelle, de reclame of andere geluk-voorschrijvende media ons voorschotelen. Wekelijkse telefonades van uren om het hart te luchten of eindeloze thee-sessies op de bank, het schaterend winkelen en onbekommerd de wereld tegemoet treden omdat je samen sterk staat, of maak er in de mannenvariant een kampvuur van, of een amstel-bier voetbalavond. Dat is niet mijn afdeling. Ik laat me er wel eens jaloers door maken, maar ik kan er gewoon de tijd niet voor opbrengen. Ik ben niet de enige. “Ik heb bossen vriendinnen, maar ik heb geen tijd om ze te zien,” zei een vrouw me onlangs. Waar ik dan ga twijfelen of ik wel vrienden heb, zien anderen dat kennelijk anders.
Natuurlijk is vriendschap een rekbaar begrip. Tussen de honderden facebookvrienden en een BFF, een best friend forever, zit een wereld van verschil. In Trouw werd vorige week een skateboard-vriendengroep uit Tilburg geportretteerd, waarin het niet om de diepe gesprekken gaat, maar waar ze het door hun gedeelde levensbenadering wel heel goed met elkaar hebben. Al jaren. En daar kunnen ze moeiteloos op terugvallen nu ze zijn uitgewaaierd, volwassen en gesetteld. In vriendschap is geen maat, geen norm. Behoeften en mogelijkheden verschillen. Mannen en vrouwen verschillen. En toch weet iedereen dat een vriend niet hetzelfde is als een kennis of een goede buur, die laatste wordt - om praktische redenen en misschien ook nog wel vanuit de tijd dat er niet geskypt en gechat kon worden – beter dan een verre vriend genoemd. Misschien kun je soorten vriendschap op een continuum uitzetten. Aan de ene kant staan de gelegenheidsvrienden met wie het goed film kijken of skaten is. Aan het andere uiterste staan degenen of misschien slechts een enkeling die jou helemaal mag kennen, aan wie je je toevertrouwt en die je belt in de nacht als je het niet meer weet.
Vriendschap is net als eten of slapen een basisbehoefte van mensen. Het oudste geschreven verhaal uit de geschiedenis van de mensheid, het Gilgamesj-epos heeft vriendschap als een van de hoofdthema’s. Een echte mannenvriendschap is het, die tussen koning Gilgamesj en zijn vriend Enkidoe, 2700 jaar voor het begin van onze jaartelling, neergebeiteld in spijkerschrift. Ik lees voor hoe het begon, hoe intens:
Op de Grote Markt stuitten zij op elkaar,
Gilgamesj en Enkidoe –
Ze pakten elkaar beet
En vochten als stieren
Ze versplinterden de deurposten,
De muren trilden.
Gilgamesj en Enkidoe pakten elkaar beet
De muren trilden
Toen gaf Gilgamesj toe, de voet nog op de grond.
Hij kalmeerde en draaide zich om.
Toen hij zich had omgedraaid, zei Enkidoe tegen Gilgamesj:
‘Je moeder baarde een uitzonderlijke man’.
Ze omhelsden elkaar en sloten vriendschap [58-5]
Mooi beeld die worsteling voor het aftasten van een ander om te weten wat die ander je te bieden heeft). Gilgamesj en Enkidu beseffen dat ze elkaar iets te bieden hebben, aan weerstand en uitdaging. Ze omhelzen elkaar en sluiten vriendschap. En zo gaat het nog steeds, concludeerde ik afgelopen zaterdag toen ik las hoe Youp van ’t Hek het begin van zijn vriendschap met Peter van Straaten zaliger beschreef. Tijdens het Boekenbal eind jaren tachtig troffen ze elkaar, ze begonnen staand en eindigden diep in de nacht zittend op de grond. Van ’t Hek zegt: “ondertussen spraken we over alles en niets en besloten we vrienden te worden.” Misschien iets verfraaid of aangezet door de herinnering of het gemis, maar ik zie het voor me, uren in de ban van elkaar, alleen maar herkenning ‘heb jij dat ook’ en wederzijdse verrijking, geen voorbehoud, groeiend vertrouwen.
Een ander begin, minder radicaal, meer geleidelijk, met ups en downs, maar met een vergelijkbare intensiteit kun je lezen in de napolitaanse, vierdelige romancyclus van Elena Ferrante. Die boeken gaan over de vriendschap tussen twee meisjes, twee vrouwen, door het leven heen. Lila en Elena. Ook die vriendschap begint met iets van bewondering, herkenning, honger van de een voor de ander. ‘Als er stenen aan kwamen, vluchtten alle meisjes, maar Lila niet, nee, die liep gewoon door, met regelmatige pas, soms bleef ze zelfs staan. Ze was heel goed in bestuderen van de baan die de stenen beschreven en ontweek ze met een kalme, nu zou ik zeggen elegante beweging. (…) Maar hoe bang ik ook was, als ik merkte dat ze achterop was geraakt, bleef ik staan om op haar te wachten. Er was toen al iets wat me verhinderde haar in de steek te laten. Ik kende haar niet goed, we hadden nooit met elkaar gepraat, ook wedijverden we in de klas en daarbuiten voortdurend met elkaar. Maar ik voelde vaag dat ik, als ik samen met de andere meisjes vluchtte, iets van mezelf bij haar zou achterlaten wat ze me niet meer terug zou geven’ (De geniale vriendin p. 28). Zo begint een vriendschap die onvoorwaardelijkheid paart aan competitie, en herkenning aan vervreemding.
Deze tamelijk willekeurig gekozen voorbeelden laten zien hoe vriendschappen ontspruiten uit diepe herkenning of juist behoefte aan iemand om je mee te meten, om je aan op te trekken. De tijd zal uitwijzen of die ander werkelijk die verhoopte spiegel, maatje, toetssteen of getuige is. Want die fraaie schetsen van eerste ontmoetingen zijn nog geen garantie voor een florerend vervolg. De langere duur moet de impuls van die eerste ontmoeting nog beproeven. Maar die beginmomenten hebben iets radicaals, iets overweldigends. Daar speelt zoveel toevertrouwen aan elkaar, dat ik niet anders kan dan vermoeden dat overgave toch wel iets met vriendschap te maken moet hebben. Tuurlijk, wederkerigheid is ook belangrijk, en ook een bepaalde mate van gelijkgerichtheid. Vergeet de affiniteit niet, die tot liefde, als filia, niet eros dus (die hoort in de regel niet in het domein van de vriendschap thuis), kan uitgroeien. Gelijkwaardigheid is ook noodzakelijk. Om maar enkele basis-ingrediënten van vriendschap te noemen. Maar als je de strijd niet aangaat zoals Gilgamesj en Enkidu, als je je niet laat aanspreken of zelf niemand aanspreekt, dan gebeurt het niet. En wie zich openstelt, neemt altijd een risico. Het risico teleurgesteld te raken, of niet begrepen te worden, afgewezen zelfs. Niet anders dan in de erotisch-fysieke liefde. Waar die ruimte van bij elkaar vertrouwd zijn en je leven verbinden met die ander niet meer aangedurfd wordt, zal vriendschap verdampen of beëindigd worden. En dat hoort er ook bij. Vriendschap kan voorbij gaan. Omdat mensen veranderen. Elkaar niet meer uitdagen of verrijken. De kapster vertelde hoe teleurgesteld ze was in haar twee beste vriendinnen, die niet naar het begin van haar eigen kapperszaak waren komen kijken. “Wat is die vriendschap dan waard?” Ze zou niet breken, nee dat niet, maar ze was diep gekrenkt en niet aanspreekbaar voor mogelijk verzachtende omstandigheden.
Waar vriendschap overrompelend kan beginnen, zozeer dat je jezelf uit handen geeft, maar waar vriendschap ook voorbij kan gaan, is duidelijk dat engi onderhoud nodig is als je een vriendschap wil laten duren. de wens bestaat om vriendschap te laten duren is enig onderhoud dus wel gewenst. Want hoe groot de acceptatie ook is, die basisgenegenheid, zonder aanwezigheid op de juiste momenten, zonder blijken van trouw en verrijkende ontmoetingen groeit die relatie niet. Ik vergeet nooit het duivelse dilemma uit mijn studententijd toen ik met vriendin X op vakantie zou gaan naar Portugal, nadat het uit was met mijn geliefde. En opeens ging het weer aan. Ik wilde toen eigenlijk niet meer op vakantie, maar kon dat natuurlijk niet maken! Ik wist niet wat te doen. Het is goed gekomen hoor, we zijn op vakantie gegaan, en ik heb er van geleerd over vriendschap. En trouw. En dat vriendschap niet iets is wat je hebt, maar dat het er om gaat zelf een vriend te zijn – hoezeer de belangen van een geliefde en een vriendin ook kunnen botsen.
Maar als daarover gesproken kan worden wint vriendschap aan kracht. Die mogelijkheid en ruimte om je tot elkaars verschillende visies en belangen te verhouden maakt dat Hannah Arendt zegt dat vriendschap over vrijheid gaat, al bedoelt ze dan niet de intieme vriendschap zoals ik hier vooral voor ogen heb, maar vooral de politieke. Zij ontwaart vriendschap waar mensen begrijpen dat de wereld voor elk van hen op een andere manier verschijnt, dat accepteren en daarover in gesprek gaan zonder die ander te willen bekeren tot de eigen visie. Ik vind het mooi die vrijheid, die ruimte die zij de ideale vriendschap toedicht. Om te spreken, te luisteren, te sparren. Zonder angst beoordeeld of veroordeeld te worden. Dat vraagt overgave van beide kanten: om je te laten kennen en om de ander te nemen zoals hij of zij is. Het is een uitnodiging aan ieder die vriend of vriendin wil zijn, om in die vrijheid te gaan staan om zo kenbaar te willen zijn. Je accepteert je vriend of vriendin zoals hij/zij is, en naarmate de vriendschap langer duurt wordt de acceptatie groter. In zekere zin kun je zeggen dat vriendschap verdraagzamer is dan andere banden. En daarin dus uniek. Dan kan het zijn dat je elkaar soms een tijd niet ziet of een keer niet thuis geeft. Op die twee uitersten worden de bijzondere vriendschappen getest: dat je er maar bent als het er op aan komt, en dat je je hart durft uit te storten.
Aan mijn studietijd hier in Nijmegen heb ik twee vriendengroepen overgehouden. Een daarvan ontstond rond de feministische theologie die allerlei studentes bij elkaar bracht. Wij waren de jongste vrouwengroep die de theologische faculteit toen rijk was en stortten ons vol strijdvuur in feministische lectuur en acties. Op degene na die naar Nieuw Zeeland emigreerde zit de hele club hier in de zaal. 35 jaar verder. Vriendinnen geworden. Ooit samengekomen uit gedeelde verontwaardiging tegen God de Vader en gedeelde ambitie om het patriarchaat omver te werpen. Onze verbondenheid van het begin heette in termen van de feministisch theologe Mary Daly sisterhood: we gingen voor het gezamenlijke ideaal, dat de gemeenschap als het ware belangrijker maakte dan het individu, als waren we moderne nonnen. We deelden vergelijkbare overtuigingen of konden daar in vrijheid over spreken met elkaar. Vriendschap werd het pas door de tijd. Toen ideologie en politiek ruimte maakten voor persoonlijke verhalen. Vriendschap ontstond door trouw door de jaren heen, zoveel gedeeld en meegemaakt. Vriendinnen die door de jaren heen aan een paar woorden genoeg hebben, die meedenken bij het maken van dit verhaal, die je valkuilen en verlangens kennen, niet omdat we nu zo nauwgezet de details van het leven van elkaar bijhouden, maar wel omdat de tijd de inzichten vermeerdert, de betrokkenheid vergroot en respect voor ieders levensweg alleen maar doet groeien. Onvoorwaardelijk en gunnend. Noem het overgave. Het blijkt te kunnen, naast zoveel andere relaties.
Mirjam Wolthuis/14.12.2016