Help! De wereld vergaat! | Lezing door filosoof Lisa Doeland
We staan hier aan de Waal, die in de toekomst, ooit, zoveel is zeker, opnieuw zal overstromen. Anticipeerden we daar niet op, dan was dit eiland er niet geweest. Je zou dit een gezonde vorm van doemdenkerij kunnen noemen. Of anders: een vorm van in de toekomst kijken waar weinig mis mee is. Kortom: realiteitszin. Dat neemt niet weg dat sommigen van jullie er wellicht de kriebels van krijgen. Want als het even kan, dan houden wij mensen dingen graag zoals ze zijn. Zekerheid is een groot goed.
Maar we weten dat die zekerheid per definitie tijdelijk is. We weten ook dat dit eiland hier ooit niet meer zal zijn. Eerder dachten we dat dat nog millenia zou duren, tegenwoordig bekruipt menigeen de angst dat het decennia zouden kunnen zijn.
Zo af en toe droom ik dat de wereld vergaat. Volledig. Zoals in Lars von Trier's film Melancholia. Het échte einde maak ik nooit mee. Alleen het moment daarvoor, waarop het besef is doorgedrongen, maar het nog wachten is op het einde. In paniek ben ik nooit. Misschien omdat ik weet dat het einde onontkoombaar is? Onafwendbaar? Dat ik niets kan doen behalve me eraan over te geven? Ze zeggen dat de grootste vorm van lijden het lijden dat men vreest, is. En als je weet dat het einde nabij is, is in ieder geval duidelijk hoe de zaken ervoor staan.
En dat is in ons wakende leven doorgaans niet het geval. Daar moeten we ons hoeden voor fake news, leren omgaan met de verlokkingen van post truth en filter bubbles – het zou wat zijn om de weerbarstige werkelijkheid de laan uit te kunnen sturen! Alleen nog kristalhelderheid! – en niet te zwichten voor klip en klare vergezichten.
In een interview in De Volkskrant vertelt René ten Bos, onze nieuwe Denker des Vaderlands, dat zijn 21-jarige dochter niet meer gelooft in democratie. Een vorm van ecostalinisme dan? Onze vrijheid opgeven om de aarde te redden? Ten Bos vindt het een mooi woord, maar ziet weinig in deze top-down-benadering. Ten Bos is er sowieso niet op uit om ons de weg te wijzen. 'Ik stuur mijn publiek met vaste hand het bos in', zegt hij over zijn nieuwe boek Dwalen in het antropoceen. Wie wil begrijpen wat precies dat 'antropoceen' is, het tijdperk waarin de mens meer dan ooit een stempel op de aarde drukt, met catastrofale gevolgen als de zeespiegelstijging, klimaatopwarming en massa-extinctie, moet van de gebaande paden af. We geven namen omdat we bang zijn, aldus Ten Bos. Door het beest een naam te geven – wacht! We leven in het tijdperk van de mens. Van de antropos. Het antropoceen dus! – bezweren we de angst. Wat er precies aan de hand is weten we nog steeds niet, maar de naamgeving suggereert een richting, de illusie dat we weten waar we naar toe gaan.
Ik neem u graag mee terug in de tijd, naar 1981, het zou nog een jaar duren voor ik geboren werd. Koot & Bie vroegen zich in hun wekelijkse televisieprogramme af of ze naar Nieuw-Zeeland moesten emigreren vanwege de 3e Wereldoorlog, die klaarblijkerlijk op aanbreken stond. Koot en Bie vertrekken omdat ze er niet meer tegen kunnen, vertellen ze. Ze zijn tegen het doemdenken. Ze zijn moe van columns en kritieken waarin almaar wordt verteld dat “de totale catastrofe” voor de deur staat. Er is in Nederland een ondergangsstemming aan het ontstaan, zeggen ze, en “opeens gebruikt iedereen het woord Derde Wereldoorlog”, en “als je het doemdenken geen onderwerp maakt van je hele doen en laten en onderdeel maakt van de wereldbeschouwing, dan kun je het wel schudden, want dan tel je niet meer mee, dan wordt je niet serieus genomen, dan heb je oogkleppen op”. Van Kooten: ‘De totale apocalypsitis grijpt om zich heen’. Moeten we wakker geschud, vragen ze zich af? Maar dat zijn we toch al? Nog meer energiebesparende maatregelen? Wat moeten we ermee, vraagt Koot? Wat is dit voor straf? De Bie: “Willen ze misschien gelijk krijgen? En wat is dat voor gelijk”? Koot: “Ik denk wel eens dat ze het lekker vinden, dat ze een beetje geilen op de chaos, dat het sm-gevallen zijn”. De Bie: “Wij weten ook best dat het er allemaal niet zo goed voor staat, maar als er nou geen ander uitzicht geboden wordt dan de totale ondergang”. Koot vult aan: “Dan drijf je de mensen tot zelfmoord”. De Bie: “Voor je het weet krijg je een doe-hetzelf-rage met cyaankali. Wie biedt er nou eindelijk een ander perspectief?”.
Koot & Bie beamen dat de zaken weinig hoopvol stemmen, maar als er geen ander perspectief geboden wordt, wat dan? We hebben het, nog steeds, niet zo op doemdenken. Dit door Van Kooten en De Bie in de jaren ’80 geïntroduceerde neologisme, wordt nogal eens gebruikt als een stok om mee te slaan. Doemdenken, dat doe je niet, dat is voor losers die de hoop hebben opgegeven. “Begrijpen jullie nu waarom wij weggaan”, vraagt De Bie, “naar een land waar je de mensen eindelijk hoort zeggen dat het ze goed gaat?”. Daarom, zegt Koot. Op naar Nieuw-Zeeland. Daar schijnen ook vandaag de dag de welgestelden der aarde stukken land aan te kopen. Mocht onze beschaving ten onder gaan (of mocht het tijdelijk héél vervelend worden), dan kunnen ze het daar een tijdje uitzingen.
Van 1981 springen we naar 2017. Ook vandaag de dag grijpt het doemdenkn om zich heen, al vrezen we dit keer niet de Derde Wereldoorlog, maar de ineenstoring van ons ecologische systeem en daarmee het einde van de mensheid. Het plastic dat wij in de afgelopen vijftig jaar geproduceerd hebben, hoopt zich op de vreemdste plekken op en schijnt zich ondertussen zelfs in microscopisch kleine deeltjes in ons eigen lichaam op te houden. Bijna dagelijks horen we tegenwoordig dat er gletsjers smelten, ijs-schotsen afbreken, warmterecords gebroken worden, koraalriffen afsterven, nog meer dieren in hun voortbestaan bedreigd worden. Ondertussen wordt er gesproken over tipping points, momenten waarna teruggang niet langer mogelijk is en de klimaatverandering een loopje met ons neemt (een runaway climate ligt op de loer). Zou het einde dan echt nabij zijn? Is ons doemdenken een vorm van realiteitszin?
Wat doen we wanneer we doemdenken? En verlangen we niet heimelijk naar het ingebeelde einde? Is het, zoals Van Kooten opmerkte, niet ook “lekker”? Ja, zegt journalist Hudo Lindgren, die in 2009 in New York Magazine het neologisme pessimism porn introduceerde, waarmee hij doelde op de manier waarop mensen zich verlekkeren aan het voorspellen van, fantaseren over, en voorbereiden op het door de ineenstorting van het wereldwijde economische systeem, en daarmee de beschaving. The End Of The World As We Know It (kortweg TEOTWAWKI) is nabij, en de “doomsday preppers” lijken ernaar uit te zien om zich in de nieuwe wereld die daarna komt te bewijzen. Cultuurfilosoof Thijs Lijster spreekt in mooi Nederlands van “collectieve catastrofilie”, een ‘onstilbaar verlangen naart het einde der tijden’. Leigh Philips noemt ze “collapse porn addicts”. Net als Van Kooten, laat hij zien dat “de totale ineenstorting” iets aanlokkelijks heeft. Ik denk dat de aanlokkelijkheid ‘m schuilt in de belofte van helderheid – zó zal het gaan. Het geeft het zweem van grip op de zaak. Het einde der tijden is nabij, dat is vervelend, maar je weet tenminste hóe het zal eindigen. En je bent vast voorbereid voor wat daarna komt. Deze manier van denken ontneemt je echter het zicht op drama’s die zich op dit moment al aan het voltrekken zijn én het zicht op handelingsmogelijkheden nú.
Om meer grip te krijgen op onze catastrofilie, sta ik graag kort stil bij de voorloper van de catastrofilie: de Apocalyps. Dit uit het Oud-Grieks stammende woord, betekent “onthulling”. In het Nieuwe Testament is de Apocalyps de ultieme overwining van het goede op het kwade. Het is een moment van openbaring, een dag des oordeels ook. In die zin is de Apocalyps een moment van totale helderheid: de sluier wordt weggetrokken en opeens zien we wat er aan de hand is. Volgens mediatheoreticus Douglas Rushkoff, biedt de Apocalyps ons een “way out”. Een duidelijke grens. Een “us” en een “them”. En, nog belangrijker: een voor en een na. Kortom: het biedt houvast.
Maar moeten we daar niet juist van af? Wanneer we ons overgeven aan “ineenstortingsporno”, doen we alsof er niets anders op zit dan rustig af te wachten. Maar moeten we de catastrofe niet dichter bij huis zoeken? Is het niet veeleer van belang dat we oog ontwikkelen voor de rampen die al plaatsvinden, maar wellicht wat minder spectaculair zijn? Er is geen “wereld” in z’n totaliteit die kan eindigen. Wel zijn er heel veel andere, met elkaar verknoopte dieren, mensen, ecosystemen, die kapot kunnen, verdwijnen, sterven. Door de doem onderdeel te maken van een hypothetische toekomst, houden we ons hier blind voor.
Het zijn slechte tijden voor control freaks. Wie zijn onzekerheid en angst de baas wil, moet de hoop op overzicht loslaten en leren dwalen. En wanneer ik bijvoorbeeld droom dat de wereld vergaat, probeer ik net zo goed houvast te vinden. Eerder genoemde René ten Bos benadrukt dat we de neiging hebben om catastrofes op te vatten als alles-of-niets-gebeurtenissen, terwijl de zaken in werkelijkheid een stuk complexer zijn – zo schijnen dinosaurussen al op hun retour te zijn geweest toen de meteoriet insloeg.
Dat zal me een knal geweest zijn. De meeste catastrofes gaan echter met minder kabaal gepaard. Zo merk ik er helemaal niets van dat op dit moment de zesde massa-extinctie plaatsvindt. In september 2014 bracht het WNF naar buiten dat in de voorgaande veertig jaar de helft van alle in het wild levende dieren was uitgestorven. De helft. Dat lijkt me behoorlijk catastrofaal, maar het is totaal aan mij voorbijgegaan.
Hoe ontwikkel je daar oog voor? Door niet de catastrofe op een afstand te plaatsen, maar door oog te ontwikkelen voor de catastrofes die zich al voltrekken. In haar voorstelling ‘Re-enactment of the Now’ laat theatermaakster Davy Pieters zien hoe dat kan. Haar voorstelling vindt altijd op locatie plaats, ergens buiten, waar het publiek met koptelefoons op kijkt naar iets wat daar gebeurt. In het weidse landschap zien we mensen. Ze doen dingen. Een voice-over vertelt het publiek dat ze terug zijn in 2017 – blijkbaar zijn we een bezoeker uit een niet nader genoemd moment in de toekomst – en dat wat we hier zien typisch is voor die tijd. Zoals een man, die zijn brommer met benzine vult – dat maakten ze van olie, die olie haalden ze uit de grond. Zo laat ze ons kijken naar het nu, maar vanuit een ander perspectief. Met een andere blik. En dan zien we hoe raar sommige dingen zijn die wij doen. En ook dat het anders kan. Dan zien we dat de doem niet in een verre toekomst ligt en dat we het einde niet aan de einder moeten zoeken.