Zoek in de site...

20|01|30 Altijd lief willen zijn | Holocaust Memorial Day Getuigenis door Rozette Kats

Altijd lief willen zijn | Holocaust Memorial Day Getuigenis door Rozette KatsAltijd lief willen zijn | Holocaust Memorial Day Getuigenis door Rozette Kats | Donderdag 30 januari 2020 | 19.30 – 21.15 uur | Aula, Radboud Universiteit | Radboud Reflects in samenwerking met 4 en 5 mei Nijmegen

Tekst lezing Theo Engelen

"Een zeer intense avond. De stilte in de zaal vertelde hoe aansprekend de avond was. Mevrouw Katz en haar dochter droegen hun boodschap zeer waardig over. Ria van den Brandt gaf mevrouw Katz respectvol het podium." (Uit een deelnemersevaluatie.)

Aankondiging - Rozette Kats, geboren in de oorlog, was nog maar negen maanden oud toen haar ouders haar lieten onderduiken. Niet lang daarna werden haar vader en moeder opgepakt en naar Westerbork gebracht. Daar werd haar broertje geboren. Dit weerhield de nazi’s er niet van om het jonge gezin op transport te zetten  naar Auschwitz, waar ze door de nazi’s werden vermoord. Na de oorlog werden de mensen bij wie Rozette ondergedoken zat haar pleegouders. Kom luisteren naar het indrukwekkende verhaal van Rozette Kats, die als jong Joods meisje de Tweede Wereldoorlog overleefde. Zie de volledige aankondigingstekst onderin.

Verslag - Altijd lief willen zijn.

Vanaf het moment dat muzikanten Mirjam van Dam en Paul Tijink de avond openden, tot het dankwoord aan getuige Rozette Kats waarmee de avond werd besloten, kon je in de Aula van de Radboud Universiteit een speld horen vallen. Opnieuw was de Holocaust Memorial Day Getuigenis een indrukwekkende gebeurtenis. Na het welkom door rector Han van Krieken was het woord aan historicus en kinderboekenschrijver Theo Engelen voor een korte lezing. Holocaustonderzoeker Ria van den Brandt leidde het korte interview na het getuigenis door Rozette Kats:

“Ik was negen maanden oud toen mijn ouders mij lieten onderduiken. Daarvoor al waren mijn ouders met mij bij een oom in Vaals ondergedoken; omdat de Duitsers hadden bepaald dat alle joden van het platteland naar de steden moesten verhuizen, dachten mijn ouders dat er in een kleine plaats als Vaals waarschijnlijk minder controle op straat zou zijn. We zijn er maar enkele weken geweest, want toen bleek een dorpsgenoot de in de tuin te drogen hangende luiers te hebben gezien – en als hij ze had gezien, zou iedereen ze gezien kunnen hebben. We gingen terug naar Amsterdam en werden ondergebracht bij een wijkverpleegster. Maar ook hier ontstond eenzelfde probleem: als werkende en dus ongetrouwde vrouw had zij zelf geen kinderen; van wie waren dus de luiers? Zo besloten mijn ouders om mij naar pleegouders te brengen.

Rozette Kats | Foto door: Ted van Aanholt

In het gezin waarin ik werd opgenomen waren eerder twee zoontjes geboren, die echter allebei kort na de geboorte overleden waren. Het was een arbeidersgezin. Mijn pleegvader werkte in een fabriek waar hij bekend stond als degene die samen met een collega een valse papierenadministratie had opgezet. Om de bezetter te frustreren, hadden ze alle materialen omgenummerd waardoor dat wat uit het magazijn werd gehaald, niet geschikt was voor het werk waarvoor het bedoeld was – boren, frezen of slijpen – en dit leverde uiteraard grote vertraging op. Door deze activiteit werd mijn pleegvader gevraagd of hij een kindje wilde opnemen. Het echtpaar stemde toe, al wisten zij heel weinig van mij. Mijn pleegmoeder wist zelfs mijn naam niet om te voorkomen dat ze mijn familie zou verraden indien ze werd opgepakt. En pas veel later ontdekte ik dat mijn pleegvader zich altijd schuldig gevoeld had tegenover zijn vrouw, omdat hij gewoon naar de fabriek ging en zijn vrouw iedere dag ‘met trillend lijf achter de kinderwagen liep’ – uit angst dat de Duitsers zouden ontdekken dat er een joods meisje in de wagen lag. Omdat er al twee kinderen waren overleden, was ik een goudklompje voor mijn pleegouders; ze behandelden mij goed, maar ook heel voorzichtig.

Op de avond voor mijn zesde verjaardag vertelde mijn pleegvader mij dat ik niet hun echte dochter was, dat mijn ouders joods waren en overleden, en dat ik altijd bij hen mocht blijven. “En nu hebben we het er nooit meer over,” besloot hij zijn verhaal. Ik concludeerde daaruit dat het gevaarlijk was om joods te zijn en dat er toch altijd de kans zou bestaan dat ik niet mocht blijven. Ik werd het liefste meisje van de wereld: aangepast en braaf, om maar niet te worden weggestuurd. Een bang kind dus, maar dat zag niemand. Mijn pleegouders kregen vaak complimenten dat zij maar geboft hadden met zo’n vrolijk, gehoorzaam en vlijtig kind.

Rozette Kats | Foto door: Ted van Aanholt

Een andere consequentie van de situatie was dat ik niet om kon gaan met enige kennis over mijzelf; ik stopte alles weg. Toen ik twaalf was en op vakantie bij mijn oom in Vaals, begon ik heel voorzichtig vragen te stellen: “Mijn moeder was toch jouw zusje? Lijk ik op haar?” Maar ik kreeg geen antwoord. Mijn oom was, zo realiseerde ik me later, zelf veel te getraumatiseerd om hiermee om te kunnen gaan. Ik heb hem een aantal jaren iedere zomer deze vragen gesteld, maar daarna ben ik ermee gestopt. Ik vroeg niets meer en ik wist ook niets over mezelf. Het was alsof ik een grote zwarte emmer in mijn buik had, daar stopte ik alles in wat ik niet kon verdragen. Ik wist natuurlijk dat ik naar een bibliotheek of archief had kunnen gaan om informatie over mijn ouders op te vragen, maar ik kon me er niet toe zetten.

In 1984 werd mijn oom ernstig ziek. Ik wist dat dit de laatste kans zou zijn om mijn vraag nog één keer te stellen. Opnieuw gaf mijn oom geen antwoord, maar hij liep naar een kast die ik nooit eerder open had gezien en haalde hier een ouderwetse leren tas uit die ook op slot zat. Hij zat vol papieren en een fotoalbum. Mijn oom bladerde heel snel, knipte een foto uit het boek en gaf die aan mij. Het was een foto van mijzelf en mijn ouders. Ik keek er lang naar en toen ik opkeek was de tas ook alweer weg. Toen mijn oom overleed, heb ik lang gedacht dat mijn tante genoeg zorgen en verdriet had om zich ook nog met mijn vragen bezig te moeten houden, dus ik liet haar met rust. Bovendien was ik inmiddels zelf ook getrouwd en had twee kinderen gekregen en ik stortte me in allerlei activiteiten om niet met mezelf bezig te hoeven zijn.

Ria van den Brandt in gesprek met Rozette Kats | Foto door: Ted van Aanholt

Het was jaren later, mijn tante was inmiddels verhuisd, toen ik haar naar de tas vroeg. “Tas? Welke tas?” vroeg mijn tante. Ze had al haar meubels bij de verhuizing moeten wegdoen en aangezien niemand zich ooit voor die tas had geïnteresseerd, had zij deze ook niet meegenomen. Voor mij was dit de druppel. Ik stortte in en ging in therapie. Uiteindelijk was het misschien wel het beste dat me had kunnen overkomen, want door de therapie en het contact dat ik kreeg met andere joodse onderduikkinderen, kwam ik eindelijk tot bloei. Ik had nooit ‘nee’ durven zeggen, nooit geleerd wat ik werkelijk wilde. Geen wonder: als je niet mag bestaan, hoe kun je dan ooit ontdekken wie je bent? Het heeft me geholpen om mijn eigen identiteit te vinden. Na mijn 50e ben ik dus pas begonnen mij echt te ontwikkelen en een echt mens te zijn. Tot dan toe was ik altijd oplettend en voorkomend en doodongelukkig - maar niemand die het merkte. Ik ben me ook gaan interesseren voor de joodse cultuur. Hieruit volgend heb ik de Vereniging Joodse Oorlogskinderen opgericht.

Pas in 1994, tien jaar na het zien van de tas dus, was ik op bezoek bij de kinderen van mijn overleden oom. Ze wisten van mijn betrokkenheid bij verschillende stichtingen op het gebied van de holocaust, en dat ik meerdere concentratiekampen bezocht had. Mijn neef vroeg: “Hoe durf jij dat soort reizen te maken? Ik durf niet eens een tas open te maken die ik heb.” De tas bleek dus niet verdwenen! Tijdens de verhuizing van zijn moeder had hij hem op een container zien liggen en meegenomen. Samen zijn we gaan kijken. Het fotoalbum zat erin en allerlei papieren, waaronder een aantal doorslagjes waaruit bleek dat mijn vader, moeder en broertje gestorven waren.

Muzikanten: Mirjam van Dam en Paul Tijink | Foto door: Ted van Aanholt

Als ik in het openbaar spreek, draag ik altijd het oude horloge van mijn moeder en een sterretje. Toen ze in Westerbork zat, had ze die voor mij meegegeven aan haar broer die uit het kamp ontsnapte. Op mijn 18e verjaardag kreeg ik van mijn pleegmoeder een doosje met het horloge en twee gouden ringetjes. Ik kon er niet mee omgaan, duwde het van me af. Ik gooide het doosje in een kast maar durfde het niet weg te gooien. De ringen heb ik vervolgens bij een juwelier laten omsmelten tot een sterretje. Nu vind ik dat natuurlijk zonde, ik had de ringen graag gedragen.

Hadden mijn ouders de moed niet bezeten om mij weg te geven om mij te redden, dan had ik de oorlog niet overleefd. Bij herdenking in Westerbork heb ik dit jaar voor het eerst namen van mijn ouders gelezen en de moed gehad om “mijn vader” en “mijn moeder” erbij te zeggen. Als ik naar de foto met mijn ouders kijk, zie ik vooral hoe jong ze waren. Mijn vader is 28 geworden… dat is toch ongelooflijk?”

Door: Liesbeth Jansen

Wil je op de hoogte blijven van onze activiteiten? Schrijf je dan in voor de tweewekelijkse nieuwsbrief.

Aankondiging

Altijd lief willen zijn | Holocaust Memorial Day Getuigenis door Rozette Kats

Rozette Kats, geboren in de oorlog, was nog maar negen maanden oud toen haar ouders haar lieten onderduiken. Niet lang daarna werden haar vader en moeder opgepakt en naar Westerbork gebracht. Daar werd haar broertje geboren. Dit weerhield de nazi’s er niet van om het jonge gezin op transport te zetten  naar Auschwitz, waar ze door de nazi’s werden vermoord. Na de oorlog werden de mensen bij wie Rozette ondergedoken zat haar pleegouders. Kom luisteren naar het indrukwekkende verhaal van Rozette Kats, die als jong Joods meisje de Tweede Wereldoorlog overleefde.

Getekend door de oorlog

Hoewel Rozette Kats weinig bewuste herinneringen heeft aan de Tweede Wereldoorlog, heeft de oorlog haar toch getekend. “Waarom had ik verdriet om mijn ouders, ik kende hen toch niet eens? Waarom was ik bang? Ik was toch op tijd in veiligheid gebracht?” Pas veel later realiseerde ze zich dat ze als kind voortdurend bang was om weggestuurd te worden. Daarom deed ze altijd extreem haar best om zich aan te passen en lief gevonden te worden.

Wat echt belangrijk is

Regelmatig vertelt Rozette Kats op scholen het verhaal van haar familie en haarzelf tijdens de vervolging. Ze doet dat om kinderen mee te geven wat echt belangrijk is in het leven: de moed om zelf na te denken, om nee te zeggen en durven af te wijken van wat de groep wil. De verhalen uit de Tweede Wereldoorlog kunnen daarbij dienen als moreel kompas.

De avond wordt geopend met een column door kinderboekenschrijver en historicus Theo Engelen. Daarna gaat holocaustonderzoeker Ria van den Brandt met Rozette Kats in gesprek. Live muziek door zangeres Mirjam van Dam en pianist Ed Boekee omlijst het geheel.

Over de sprekers

Kats,-RozetteRozette Kats werd geboren in de oorlog en als baby van Joodse ouders ondergebracht bij een onderduikadres.



Engelen,-Theo-foto-Jos-JanssenTheo Engelen is historicus en kinderboekenschrijver. Daarnaast was hij rector magnificus van de Radboud Universiteit. Zijn eerste boek Schimmen uit het verleden is gebaseerd op gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog.



RiaBrandt,-Ria-van-den- van den Brandt is onderzoeker aan de Radboud Universiteit. Ze doet onderzoek naar levenswijsheid in Joodse teksten en getuigenissen, in het bijzonder in relatie tot concentratiekamp Theresienstadt.



Mirjam van Dam en Paul Tijink spelen sfeervolle liederen die Rozette Kats uitkoos.

Wil je op de hoogte blijven van onze activiteiten? Schrijf je dan in voor de tweewekelijkse nieuwsbrief.