Column Willem Claassen - Curlingvragen
De eerste keer dat ik mijn dochter in de auto had, herinner ik me nog goed. Ze zat op de achterbank in een stevig vastgesnoerde Maxicosi met de rug naar me toe. Aan de bankleuning was een spiegel bevestigd waardoor ik, als ik achteromkeek, haar gezicht kon zien.
Die blik van haar zal ik nooit vergeten. Alsof dat en hoe zij daar zat de normaalste zaak van de wereld was. Alsof zij de normaalste zaak van de wereld was.
Ik richtte me op de weg en probeerde niet te veel te denken aan mijn dochter, daar achterin.
Een levend wezen van iets meer dan een maand oud, zo ontzettend kwetsbaar en tegelijk met zoveel potentie, een slim en creatief meisje, dat moest haast wel, en aan mij de taak om haar heel te houden, om haar van punt A naar punt B te brengen. In een slakkengang reed ik door de straten, ik durfde het gaspedaal nauwelijks in te drukken.
Waar begint het curlingouderschap? Was dat voor mij daar, in die auto? Of was dat die keer, een paar jaar later, toen ze van me wegfietste, over de stoep met haar roze helm op, en ik die achter haar aan rende en riep: ‘Pas op, pas op, pas op, pas op, pas op!’
Was ik zelf een curlingkind? Ik ging pas op m’n 23e op kamers, in een stad die slechts zeven kilometer verderop lag. In de jaren ervoor hielp mijn moeder me vol overgave mee als ik gehaast en paniekerig mijn voetbalsokken zocht, net zo lang tot zij ze gevonden had.
Maar mijn ouders stonden nooit langs de kant van het voetbalveld, vonden het prima dat ik in de C4 zat en ook prima dat ik de HAVO deed, MAVO had ook gemogen. Ik heb nooit een gordel om gehad op de achterbank in de auto en al helemaal geen helm op bij het fietsen.
Natuurlijk ben ik geen curlingouder.
Een curlingouder die zegt dat ie een curlingouder is, is dat in elk geval vanaf dat moment niet meer.
Een ouder die zegt hij geen curlingouder is, is niet per definitie wél een curlingouder.
Ik ben er geen. Echt niet.
Twee weken geleden bracht ik mijn inmiddels 5-jarige dochter naar skateboardles. Een eenmalige les om eens te kijken hoe dat is, want ze zit op zwemles en één hobby op één moment in de week is wel even voldoende, misschien wel altijd voldoende.
Vlak voor we naar binnen gingen, kreeg ik het riempje van haar helm niet strak genoeg dicht onder haar kin, waardoor de helm alle kanten op kon bewegen.
Ik liet het zo. Ik ben geen curlingouder.
Ik liet haar over aan een puisterige jongen van een jaar of 16. Wel bleef ik in de buurt. Niet omdat ik haar wilde opvangen als ze viel, haar wilde waarschuwen als ze ergens tegenop zou kunnen botsen of omdat ik bang was dat de jongen haar iets zou doen. Nee. Nee. Omdat ik wat trucs en tips wilde afkijken voor als we zelf eens naar een skatebaan zouden gaan.
Zelf heb ik nooit op een skateboard gestaan. Ik vind dat doodeng.
Zijn bange ouders per definitie curlingouders? Of is dat weer een andere categorie?
Bestaat de term ‘curlingreflexen’? En kan het niet zo zijn dat een ouder die reflexen probeert te onderdrukken?
Jan-Peter Balkenende heeft ooit eens een keer geskateboard. Voor de camera wilde een jongen hem heel graag op zijn bord op wieltjes hebben. Balkenende vond het goed. Hij had net zijn voeten op de plank of hij viel al. Hij stond meteen weer op, had een praatje paraat, toonde geen zwakte zo leek het, en toch keerde dat filmpje steeds terug, in zijn nadeel.
Leven we niet gewoon in een curlingmaatschappij? Zijn er nog politici of bestuurders van grote bedrijven die anno 2020 op een skateboard durven staan? Ze lijken toch vooral de mensen naar de mond te praten, conflicten te vermijden, hun verantwoordelijkheden af te schuiven, te zorgen dat er geen fouten gemaakt kunnen worden, en als er dan één fout wordt gemaakt is het meteen einde verhaal.
Als mijn dochter een tekening maakt en ze schiet uit, dan is ze boos, veegt de tekening woest van tafel en zegt dat het haar nooit lukt. Natuurlijk ga ik daar tegenin. Raap het papier op en doe mijn best haar weer aan het tekenen te krijgen, diezelfde tekening. Vaak lukt het. Maar de volgende keer gebeurt hetzelfde, weer vliegt een A4tje van tafel. Dit doet ze al zolang ze een tekenpotlood in haar handen kan houden.
Waar begint perfectionisme? Waar komt het vandaan? Van ons, de ouders, van de wereld waarin we leven, of zit het al in haar?
Mijn dochter mag fouten maken. Ze mag VMBO-T gaan doen. Ze mag een vriendje, of vriendinnetje, hebben met een scooter en een dikke joint. Ze mag alles, zolang het haar keuze is. Ze moet het ontdekken, ze moet het zelf ervaren.
Maar natuurlijk hoop ik eigenlijk heel erg dat ze avontuurlijk is op een manier zoals je in reclames ziet. Ik hoop dat ze haar slimheid en creativiteit gebruikt, dat ze inspirerend is, en ja, ik krijg het mijn bek bijna niet uit: succesvol.
Bestaan er ook slalomouders? Slalom is eveneens een Olympische Sport, als onderdeel van het alpineskiën. Het is al sinds 1948 een Olympische Sport, curling pas sinds 1998.
Ik voel me een ontzettende slalomouder. Iemand die zich bewust is van de helse, onmogelijke opdracht die in één woord valt samen te vatten: opvoeding. Die naar alle adviezen probeert te luisteren en daar iets mee wil doen, iets mee doet, en regelmatig in de knoop raakt, en dan opnieuw luistert, worstelt, voortploegt, in de knoop raakt, luistert, worstelt, voortploegt. Et cetera.
Ja, ik ben een slalomouder die soms aan curling doet.
Kleine toegift:
Gistermiddag verveelde mijn dochter zich. Ze wilde dat ik daar iets aan deed, aan die verveling, maar ik weigerde.
’s Avonds kleedde ze zich uit tot haar onderbroek, klom op de vensterbank en ging voor het raam zitten. Zijwaarts, de knieën iets opgetrokken, blik op de overkant. Ik heb daar niets van gezegd. Ik liet haar even zo zitten.
Uiteindelijk vroeg ik wat ze wilde worden.
IJscoboer, zei ze.