Het (on)redelijke aan complotdenken
Harmen Ghijsen
Marc Slors
Het coronavirus is een dekmantel van de overheid om de gevolgen van 5G te vermommen. Velen zullen zich afvragen hoe het kan dat iemand gek genoeg is om zo’n complot te geloven. Daar tegenover stelt de gemiddelde complotdenker de vraag hoe iemand zo naïef is om de mededelingen van de overheid klakkeloos te geloven. De complotdenker heeft het misschien niet bij het juiste eind wat betreft zijn complottheorie, hij heeft wel een punt wat betreft onze manier van informatie inwinnen.
We overschatten onszelf als redelijke, bewijslievende mensen – in tegenstelling tot onredelijke, dogmatische complotdenkers. Vaker dan niet hebben we maar bar weinig solide bewijs om onze overtuigingen mee te ondersteunen. Denk weer even aan corona: het merendeel van de mensen neemt (gelukkig!) de conclusies aan zoals die door het RIVM, wetenschappers en de mainstream media worden weergegeven. Maar hebben die mensen zelf de moeite genomen om wetenschappelijke studies door te spitten, of de betrouwbaarheid van de media in kwestie grondig te checken? Als u bent zoals wij, dan luidt het antwoord hierop: nee.
Vergelijk dat met het bewijs dat de gemiddelde complotdenker zal aanvoeren voor zijn favoriete hypothese. Al snel vliegen de grafiekjes, diagrammen en tabellen je om de oren, met als onvermijdelijke conclusie: het verhaal van de overheid klopt niet. Juist de complotdenker heeft als motto: “Wees kritisch! Denk voor jezelf!”
Helaas is het zo dat mensen in het algemeen vrij slecht zijn in het op waarde schatten van bewijs. Want wat betekent een grafiek, gemiddelde, onverwachte gebeurtenis of correlatie nou echt? Ionica Smeets vertelt mensen al jaar en dag over de moeilijkheden van het interpreteren van data. Als het gemiddelde inkomen stijgt, betekent dat nog niet dat iedereen daarmee een beter inkomen heeft; als er een correlatie is tussen ijsverkoop en verdrinkingen, dan betekent dat nog niet dat ijsjes gevaarlijk zijn. De meeste complotdenkers die menen dat zij zelf allerlei complexe data kunnen interpreteren (laat staan alle relevante data kunnen kennen), lijden dus aan schromelijke zelfoverschatting.
We kunnen in een tijd van specialistische kennis niet anders dan vertrouwen in bepaalde bronnen; het beste dat erin zit is het checken van die bronnen op basis van andere bronnen – en ook dat is al snel iets dat we niet meer zelf kunnen (denk aan specialistische factcheckers). We moeten af van het individualistische idee dat iedereen voor zichzelf alle waarheden kan doorgronden op basis van helder en welonderscheiden bewijsmateriaal.
Uiteindelijk zal zowel de gemiddelde complotdenker als de gemiddelde niet-complotdenker zich moeten baseren op vertrouwen. De complotdenker overschat zichzelf als redelijk, bewijslievend individu en vertrouwt eigenlijk op zijn complotgemeenschap op internetforums en youtube. De niet-complotdenker overschat zichzelf ook als redelijk, bewijslievend individu en vertrouwt eigenlijk op de gangbare bronnen als overheid, wetenschap en mainstream media. Dat laatste werkt inderdaad beter, tenminste, zo lang die bronnen op de juiste manier zijn ingericht (denk aan transparantie, diversiteit, open debat, peer review). Maar ook dat zal uiteindelijk door specialisten beoordeeld moeten worden.
De individuele cognitieve processen van complotdenkers en niet-complotdenkers lijken dus verbazend veel op elkaar. Beide groepen overschatten zichzelf. Maar een belangrijk verschil zit hem juist in de manier waarop complotdenkers het belang van specialisten onderschatten.
Harmen Ghijsen & Marc Slors zijn beiden cognitiefilosoof aan de Radboud Universiteit. Harmen Ghijsen sprak over dit thema tijdens de lezing Complotdenken: niet onredelijk? bij Radboud Reflects.