Zoek in de site...

Hoe ver strekt onze godsdienstvrijheid?

De ophef rond de Sionkerk op Urk die ondanks corona diensten voor honderden mensen organiseerde, zal niemand zijn ontgaan. Op basis van grondwetsartikel 6, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, is de kerk, net als andere gebedshuizen, uitgezonderd van coronamaatregelen. In een twistgesprek op de livestream van Radboud Reflects, werd bediscussieerd of dit wel wenselijk is. Hoogleraar rechtsfilosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, Ronald Tinnevelt, betoogde van niet. Hij trof tegenover zich theoloog dr. Annemarieke van der Woude, eveneens verbonden aan de Radboud Universiteit.

Jurist Sophie van Bijsterveld had de rol van opperrechter en zou over de winnaar besluiten. Hierbij werd ze geholpen door het meekijkend publiek dat vragen kon stellen en uiteindelijk ook kon stemmen. Liesbeth Janssen, programmamaker bij Radboud Reflects, leidde het gesprek in goed banen.

Kerkmuren beschermen niet tegen corona

“De vrijheid van godsdienst heeft oude papieren,” opende Van Bijsterveld de redetwist. Sommige mensen beschouwen artikel 6 zelfs als de moeder der grondwetten, waaruit vrijheid van meningsuiting en vergadering zijn voortgekomen.

Volgens Ronald Tinnevelt is dit echter geen reden om gelovigen rechten te geven die anderen niet hebben. Hiervoor gaf hij drie argumenten: “De volksgezondheid eindigt niet bij de muren van de kerk,” begon hij. De overheid mag niet bepalen wat mensen geloven, maar dat is niet hetzelfde als beperken hoe een geloof wordt geuit. In deze crisis heeft de overheid ook een zorgtaak tegenover haar burgers, “en kerkmuren beschermen niemand tegen corona.”

De digikerk

Tinnevelts tweede argument was dat de digitale kerk een acceptabel alternatief is voor fysieke kerkdiensten; zo was geloofsbelijdenis nog altijd mogelijk. De jury hoorde hem hier stevig over uit: veel kerkrituelen zijn niet of moeilijk uit te voeren via Zoom.

Tinnevelt benadrukte dat hij niet beweerde dat de digikerk een volwaardig alternatief is. Digitaal onderwijs is ook geen volwaardig alternatief voor fysiek onderwijs – maar op korte termijn blijft het een acceptabele oplossing. Of neem deze redetwist: “natuurlijk is een jury online geen volwaardig alternatief voor een jury in de zaal, maar voor nu is het een acceptabele oplossing.”

Geen vrijheid zonder verantwoordelijkheid

Zijn laatste argument was dat vrijheden verantwoordelijkheden met zich meebrengen. Hij citeerde uit de grondwet dat mensen recht hebben op het vrij belijden van godsdienst “behoudens verantwoordelijkheid ten opzichte van de wet.” Een vrijheid wordt uitgeoefend in gemeenschap met anderen, en mag de rechten van de ander niet aantasten.

Een jurylid vroeg of hij geen subjectieve afweging maakte tussen het belang van geloofsovertuiging en volksgezondheid. Daarop haalde Tinnevelt het Europese verdrag van de rechten van de mens aan, waarin staat dat niet alleen openbare orde en veiligheid redenen zijn om het uitoefenen van godsdienstvrijheid in te perken, maar ook de volksgezondheid.

Bezinning, verbeelding, belijden

Annemarieke van der Woude begon haar betoog met de raadselachtige zin: “Ik wil de sigaar kunnen weigeren.” Natuurlijk is het goed dat kerken een uitzonderingspositie hebben, vervolgde ze: het zijn plekken van verbeelding en bezinning. “Al meer dan een jaar worden wij als mensen gereduceerd tot een mogelijke bron van besmettingen, een potentieel gevaar voor de omgeving.” In dit dominant medische discours, biedt de kerk een welkom ander perspectief. Ze gaf toe dat voor veel mensen musea, theaters of concertgebouwen ook plekken van bezinning zijn. Zelf geloofde ze eveneens dat de kunsten heilzaam en troostend kunnen zijn, maar toch valt de kerk hiermee niet samen.

Om dit te onderbouwen, zei ze, was het woord “belijden” in artikel 6 cruciaal. Van der Woude refereerde aan de filosoof Cornelis Verhoeve, die schreef dat belijden niet alleen het actief uitdragen van een geloof is, maar ook het ondergaan van de menselijke geringheid, het besef dat er veel is waar we geen zeggenschap over hebben. “Bij belijden ben je zelf als mens in het geding.”

Naar de kerk gaan is daarbij cruciaal: het gebedshuis “is de plek waar uit de bijbel wordt gelezen, waar rituelen zich voltrekken, waar verbinding wordt gezocht met het transcendentale.”

Het weigeren van de sigaar

Aan het einde van haar vlammend betoog vertelde ze over een studiegenote die “met een aantal heren” samenwoonde. Een van hen rookte sigaren. Hij bood steevast zijn mannelijke huisgenoten een sigaar aan, maar sloeg haar over. Ze rookte niet, toch wilde ze “de sigaar kunnen weigeren.”

Van der Woude betreurde het dat de kerken die zich wel aan de maatregelen houden, lijden onder slechte beeldvorming door bijvoorbeeld de eerder genoemde Sionkerk. Ze koesterde de geloofsgemeenschappen die er ondanks de uitzonderingspositie voor kiezen niet fysiek samen te komen, en zo “de sigaar weigeren.”

Spaghettimonsters en sportscholen

Een jurylid vroeg of haar betoog ook zou moeten gelden voor samenkomsten van humanisten. Van der Woude antwoordde volmondig “ja”: artikel 6 noemt immers godsdienst en levensovertuiging. In de discussie die volgde, bleek al snel dat deze begrippen niet eenduidig zijn. Wat als iemand sporten nu religieus opvat zou vatten, zouden dan de sportscholen ook weer open mogen?

Van der Woude viel hierbij terug op het belang van belijdenis – een sport belijd je niet. Een ander jurylid vroeg of de kerk van het spaghettimonster dan als godsdienst gold. “Zonder nu de filosofische nuances paraat te hebben, zou ik zeggen van wel,” aldus Van der Woude. Tinnevelt herformuleerde de kwestie: “De vraag is eigenlijk of de wetgever een duidelijke definitie van godsdienst en levensovertuiging heeft.” En of de overheid deze definitie wel moet geven, vulde Van der Woude aan.

Een antwoord daarop hadden ze geen van beiden. Toen de stelling opgeworpen werd of artikel 6 niet achterhaald was in deze geseculariseerde tijd en onder vrijheid van meningsuiting opgenomen kon worden, waren ze het er wel over eens dat “geloof niet tot een mening gereduceerd kan of moet worden.”

De uitspraak

In haar slotpleidooi herhaalde Van der Woude het belang van kerken als plekken van bezinning en het fysiek kunnen belijden van geloof. Tinnevelt was het hier mee eens, maar “het gaat erom of het wezenlijk belang moet leiden tot een uitzonderingspositie.” Daar had zij hem niet van overtuigd, noch het merendeel van de jury dat uiteindelijk tegen een uitzondering voor kerken stemde.

Operrechter Van Bijsterveld sloot zich aan bij de stemming van het publiek: Tinnevelt won de redetwist. “Dat is mijn oordeel, daar moet u het mee doen,” sprak ze.

Dit verslag is geschreven door Maaike Rijntjes, als onderdeel van de Research Master Filosofie aan de Radboud Universiteit.