Regeling vrijwillige functieaanpassing

De Regeling vrijwillige functieaanpassing Radboud Universiteit Nijmegen is vastgesteld in het Lokaal Overleg op 4 februari 2005 en laatstelijk herzien in Lokaal Overleg van 3 oktober 2014.

De Regeling vrijwillige functie aanpassing Radboud Universiteit Nijmegen is per 1 januari 2014 vervallen. De werknemer die op 31 december 2013 gebruik maakt van de regeling, kan dit blijven doen tot de voor hem geldende einddatum.

Artikel 1 Werkingssfeer

  1. Deze regeling is van toepassing op werknemers in de zin van artikel 1.1, onderdeel i, van de CAO Nederlandse Universiteiten, die in dienst zijn bij de Radboud Universiteit Nijmegen.
  2. In afwijking van lid 1 is deze regeling niet van toepassing op de werknemer die reeds gebruik maakt van de seniorenregeling uit de CAO Nederlandse Universiteiten of de Seniorenplusregeling voor fysiek zwaar belaste werknemers Radboud Universiteit Nijmegen.

Artikel 2 Deelname aan de regeling

  1. Vanaf de leeftijd van 55 jaar kan de werknemer als bedoeld in artikel 1 onder de voorwaarden genoemd in lid 3 respectievelijk lid 4 zijn werkgever om functieaanpassing verzoeken. Functieaanpassing op grond van deze regeling houdt in dat de werknemer een minder belastende functie gaat vervullen en 10% van zijn bezoldiging inlevert. Tegelijkertijd gaat de werknemer 20% minder werken. Voorwaarde voor deelname is dat het invullen van een minder belastende functie om bedrijfsorganisatorische redenen mogelijk en/of wenselijk is.
  2. Voor de werknemer die geboren is vóór 1950 die onder de overgangsmaatregelen VUT/FPU van 1 april 1997 valt, gelden de volgende voorwaarden voor deelneming aan de regeling:
    a. de werknemer dient op de datum van gebruikmaking van de overgangsregeling FPU als bedoeld in sub b respectievelijk c direct voorafgaand aan het tijdstip van uittreding 10 dienstjaren als ABP deelnemer te hebben, waarvan de laatste 6 maanden als werknemer;
    b. indien de werknemer uiterlijk op 1 april 1947 is geboren maakt hij voor genoemde 20% werktijdvermindering aansluitend gebruik van de overgangsregeling FPU met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij de leeftijd van 61 jaar en 2 maanden bereikt;
    c. indien de werknemer na 1 april 1947 is geboren maakt hij voor genoemde 20% werktijdvermindering aansluitend gebruik van de overgangsregeling FPU met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij de leeftijd van 62 jaar en 3 maanden bereikt;
    d. indien de werknemer op 1 april 1997 50 jaar of ouder was en in aanmerking komt voor de mogelijkheid van een extra verhoging FPU bij langer doorwerken als bedoeld in artikel 5, lid 1.5 van het FPU-reglement kan hij daarvoor kiezen. Hij dient dan voor de 20% werktijdvermindering aansluitend gebruik te maken van de overgangsregeling FPU met ingang van de eerste dag van de maand waarin hij een FPU-uitkering van 100% zou kunnen ontvangen;
    e. de werknemer doet afstand van aanspraken op leeftijdsdagen;
    f. de opbouw van vakantie-uren vindt plaats over 80% van het dienstverband;
    g. alle aan het salaris gerelateerde uitkeringen worden naar rato van het nieuwe salaris toegekend;
    h. de grondslag voor pensioenopbouw blijft gehandhaafd op 100% van het salaris dat de werknemer verdiende voor gebruikmaking van deze regeling.
  3. Voor de werknemer geboren na 1949 en voor de werknemer geboren vóór 1950 die niet onder de overgangsmaatregelen VUT/FPU van 1 april 1997 valt gelden de volgende voorwaarden voor deelname aan de regeling:
    a. de werknemer die voor 12 juli 2012 is gaan deelnemen aan de regeling maakt voor genoemde 20% werktijdvermindering aansluitend gebruik van het ABP KeuzePensioen uiterlijk met ingang van de dag waarop hij de AOW-gerechtigde bereikt;
    b. de werknemer die op of na 12 juli 2012 is gaan deelnemen aan de regeling maakt voor genoemde 20% werktijdvermindering aansluitend gebruik van het ABP KeuzePensioen uiterlijk met ingang van de dag waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikt. Indien dit leidt tot een evident onbillijke situatie voor de werknemer, zal de werkgever in overleg treden met de werknemer en naar redelijkheid en billijkheid een oplossing bieden;
    c. de werknemer dient de door hem gewenste pensioneringsdatum uiterlijk 6 maanden voor ingang van pensionering schriftelijk aan zijn leidinggevende door te geven;
    d. de werknemer doet afstand van aanspraken op leeftijdsdagen;
    e. de opbouw van vakantie-uren vindt plaats over 80% van het dienstverband;
    f. alle aan het salaris gerelateerde uitkeringen worden naar rato van het nieuwe salaris toegekend;
    g. de grondslag voor pensioenopbouw blijft gehandhaafd op 100% van het salaris dat de werknemer verdiende voor gebruikmaking van deze regeling.

Artikel 3 Verrekening extra inkomsten

Tenzij anders overeengekomen worden extra inkomsten uit arbeid of bedrijf, verworven tijdens de periode genoemd in artikel 2 met de bezoldiging verrekend voor zover deze meer bedragen dan het verschil tussen de nieuwe bezoldiging en de bezoldiging die de werknemer verdiende voor gebruikmaking van deze regeling.

Artikel 4 Afspraken functieaanpassing

In verband met artikel 2 worden tussen de werkgever en de werknemer tijdig afspraken gemaakt over welke minder belastende functie de werknemer gaat vervullen, waarbij rekening wordt gehouden met de werktijdvermindering van 20%. Deze afspraken worden jaarlijks herbevestigd. Het doel van deze afspraken is dat gekozen wordt voor een functie waarin de werknemer het best presteert, respectievelijk waarvoor hij de meeste interesse heeft, dan wel een functie waarbij hij de meeste waarde voor de instelling heeft.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze regeling is in werking getreden met ingang van 1 januari 2009 en geldt tot en met 31 december 2013. De werknemer die op 31 december 2013 gebruik maakt van de regeling, kan dit blijven doen tot de voor hem geldende einddatum zoals bedoeld in artikel 2. Partijen hebben zich het recht voorbehouden om deze regeling tussentijds te wijzigen dan wel in te trekken.

Toelichting

In het ‘Akkoord bestedingsdoelen decentrale arbeidsvoorwaardengelden 2014-2018’ is met de vakbonden overeengekomen dat de einddatum in de regeling (artikel 2, lid 3) wordt verlengd van 65 jaar naar AOW-gerechtigde leeftijd voor die werknemers die niet konden anticiperen op de verhoging van de AOW-leeftijd. Hierbij is aansluiting gezocht bij de publicatiedatum van de Wet verhoging AOW en pensioenrichtleeftijd, te weten 12 juli 2012. Alleen werknemers die voor 12 juli 2012 zijn gaan deelnemen aan de regeling, komen voor verlenging van de looptijd tot AOW-gerechtigde leeftijd in aanmerking.