Regels en richtlijnen examencommissie Bestuurskunde

2024-2025

Artikel 1: Taken en bevoegdheden Examencommissie 

  1. De Examencommissie vervult haar wettelijke taken binnen het kader van de Onderwijs- en Examenregeling (hierna: OER) van de opleidingen Bestuurskunde (bachelor) en Bestuurskunde (master) (hierna: opleiding) aan de Radboud Universiteit Nijmegen. 
  2. De Examencommissie geeft daarbij uitvoering aan de taken die haar zijn opgelegd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) waarbij het algemene bestuursrecht wordt gevolgd in werkwijze en beslisruimte. 
  3. Centraal in de taakstelling van de Examencommissie staat de zorg om de kwaliteit van toetsing. Toetsen dienen (in gezamenlijkheid) aan te tonen of en in welke mate studenten de leerdoelen van de opleiding hebben bereikt. De toetsen moeten daartoe betrouwbaar en valide zijn, de leerdoelen afdoende afdekken en zo veel mogelijk fraudebestendig zijn. Daarbij dienen toetsen ook met een bekommernis om het welzijn van studenten en docenten ingericht te worden. 

Artikel 2: Werkwijze van de Examencommissie 

  1. Voor de uitvoering van haar taken hebben de leden van de Examencommissie regelmatig onderling contact. 
  2. De Examencommissie zorgt voor een interne taakverdeling onder de leden. 
  3. Besluiten van de Examencommissie op individuele verzoeken of bezwaren worden genomen door minimaal twee leden, waarbij in elk geval de voorzitter of de secretaris betrokken is. Besluiten over regels, richtlijnen en protocollen worden in gezamenlijkheid genomen. 
  4. De Examencommissie kan besluiten bepaalde (routinematige) beslissingen te mandateren, bijvoorbeeld aan het facultaire Onderwijscentrum. De gemandateerde beslisruimte wordt daarbij nauw omschreven. 

Artikel 3: Toelating tot de opleiding 

  1. De Examencommissie kan in individuele gevallen studenten toelating verlenen tot de bachelor- of masteropleiding op basis van een in de OER niet vermelde vooropleiding. 
  2. De Examencommissie beslist over individuele verzoeken om toelating tot de premaster. 
  3. De Examencommissie kan aan toelating voorwaarden verbinden naar letter en geest van de OER. 

Artikel 4: Vrijstellingen 

De Examencommissie kan studenten op verzoek een vrijstelling voor een vak verlenen, als elders een vak behaald is met een vergelijkbare inhoud en zwaarte. Studenten moeten daartoe een verzoek in te dienen met daarin de informatie die nodig is om de inhoud en niveau van het vak te kunnen vaststellen en een bewijs dat het vak behaald is. Vrijstellingen 2 worden niet verleend voordat het vervangende vak is afgerond. 

Artikel 5: Tentaminering van cursussen 

  1. De Examencommissie bepaalt wie examinator mag zijn. Zij is, binnen de ruimte die de OER daarvoor vrijlaat, bevoegd examinatoren bindende aanwijzingen te geven van procedurele en organisatorische, maar niet van vakinhoudelijke aard. 
  2. Examinatoren ontwikkelen tentamens en normantwoorden met gebruik van peer review door andere docenten. 
  3. Deeltoetsen voor een cursus die in Osiris staan vermeld mogen bij onvoldoende resultaat niet worden gecompenseerd met resultaten van andere deeltoetsen van die cursus. Met andere woorden: om een cursus te kunnen afronden dient elke deeltoets van een cursus waarvan het resultaat in Osiris wordt opgenomen voldoende te zijn. Cursuscoördinatoren kunnen bij de examencommissie om een uitzondering op deze regel vragen op basis van hun specifieke pedagogische opzet van de cursus. 
  4. De Examencommissie onderzoekt steekproefsgewijs de toetsing van cursussen. Zij beoordeelt de toetsen in het licht van bovengenoemde kwaliteitsbeginselen (Art 1 lid 3). 

Artikel 6: Tentamenkansen 

  1. Een student kan een vervroegde tentamenkans aanvragen indien hij of zij nog maar één cursus van zijn of haar opleiding (Bachelor, Master of Premaster) dient af te ronden en nog enige tijd moet wachten op de eerstvolgende reguliere toetsgelegenheid. Belangrijk daarbij is wel dat het een vak moet betreffen waarover de Examencommissie Bestuurskunde zeggenschap heeft. Bovendien geldt deze regeling alleen voor cursorische vakken, niet voor theses. In het kader van redelijkheid en billijkheid kan de Examencommissie dan besluiten een vervroegde kans toe te kennen. 
  2. De Examencommissie treedt niet in het oordeel van de Commissie Bindend Studieadvies. Dit betekent dat zij geen extra kansen toekent op het moment dat een student door het niet behalen van een cursus van het eerste studiejaar een negatief BSA ontvangt. 

Artikel 7: Bachelorthesis 

  1. In het kader van de eindbeoordeling van de bacheloropleiding Bestuurskunde schrijven studenten individueel een bachelorthesis. 
  2. De begeleider bepaalt in eerste instantie of de thesis voldoende is en voldoet aan alle gestelde vormeisen (zie beoordelingsformulier bachelorthesis). Als dit zo is, dan stuurt hij/zij de thesis door naar een tweede lezer. De eerste en tweede lezer doen onafhankelijk van elkaar een voorstel voor het eindcijfer. Indien de tweede lezer eveneens de thesis voldoende acht, komen beide beoordelaars samen tot het eindcijfer. De uiteindelijke beoordeling van de thesis gebeurt schriftelijk op basis van een formulier waarin de belangrijkste beoordelingscriteria en de toegekende waardering op deze criteria zijn vermeld. 
    -    Als eerste en tweede lezer een punt of meer verschillen, wordt binnen het BA thesis 3 docententeam een derde lezer aangewezen om de scriptie te beoordelen. De cijfers van 1e, 2e en 3e lezer worden dan gemiddeld. 
    -   Er wordt ook een derde lezer uit het BA thesis docententeam aangewezen als er geen enigheid tussen de beoordelaars bestaat of de thesis onvoldoende is. Oordeelt ook de derde lezer dat een onderdeel onvoldoende is, dan kan de student dat onderdeel verbeteren en herkansen mocht het de eerste kans betreffen. Beoordeelt de derde lezer het onderdeel wel als voldoende, dan wordt het cijfer van de derde lezer op dit onderdeel gemiddeld met dat van de lezer die dit onderdeel ook een voldoende gaf. 
  3. Eindcijfers worden overeenkomstig de OER afgerond op een half punt. 
  4. Omdat de scriptie een proeve van bekwaamheid is, kunnen studenten hem alleen herkansen als zij ervoor een onvoldoende hebben gehaald. Bij een voldoende kan deze dus niet herkanst worden. 
  5. Het secretariaat van de opleiding archiveert het beoordelingsformulier met de thesis, voor de wettelijk vastgestelde periode. 

Artikel 8: Masterthesis 

  1. In het kader van de eindbeoordeling van de masteropleiding Bestuurskunde schrijven studenten individueel een masterthesis. De thesis wordt beoordeeld door een afstudeercommissie bestaande uit de begeleider en een tweede lezer. Begeleiders van mastertheses zijn of gepromoveerde onderzoekers of nog bezig met hun promotietraject. Scriptiebegeleiding door promovendi geschiedt conform bepaalde richtlijnen opgesteld door de Examencommissie en de master coördinator. 
  2. De begeleider bepaalt in eerste instantie of de thesis voldoende is en voldoet aan alle gestelde vormeisen (zie beoordelingsformulier masterthesis). Als dit zo is, dan stuurt hij/zij de thesis door naar een tweede lezer. De eerste en tweede lezer doen onafhankelijk van elkaar een voorstel voor het eindcijfer. Indien de tweede lezer eveneens de thesis voldoende acht, komen beide beoordelaars samen tot het eindcijfer. De uiteindelijke beoordeling van de thesis gebeurt schriftelijk op basis van een formulier waarin de belangrijkste beoordelingscriteria en de toegekende waardering op deze criteria zijn vermeld. 
    -   Indien de (voldoende) beoordelingen meer dan één punt verschillen, wijst de Examencommissie een derde beoordelaar aan (hoogleraar). De derde beoordelaar formuleert op onafhankelijke wijze een oordeel op basis van het beoordelingsformulier en stelt het eindcijfer vast. 
  3.  Eindcijfers worden conform de OER afgerond op een half punt. 
  4.  Omdat de scriptie een proeve van bekwaamheid is, kunnen studenten hem alleen herkansen als zij ervoor een onvoldoende hebben gehaald. Bij een voldoende kan deze dus niet herkanst worden. 
  5.  Het secretariaat van de opleiding archiveert het beoordelingsformulier met de thesis, voor de wettelijk vastgestelde periode. 4 

Artikel 9: Goedkeuring stage en keuzevakken 

  1. Stage in de bacheloropleiding. Studenten kunnen er in de bachelor voor kiezen om een meeloopstage of een onderzoeksstage te lopen. De stage-coördinator beoordeelt stageverzoeken op basis van het stageplan zoals uiteengezet in de stagehandleiding en geeft studenten toestemming stage te lopen indien aan de voorwaarden is voldaan. Tevens beoordeelt de stagecoördinator het stageverslag. 
  2. Keuzevakken in de bacheloropleiding. Studenten mogen naar eigen inzicht keuzevakken op bachelorniveau aan deze en/of een andere Nederlandse universiteit volgen, binnen de kaders uit de OER. Verboden zijn cursussen die inhoudelijk substantieel overlappen met delen van het Nijmeegse Bestuurskunde bachelorcurriculum en/of die studie-ondersteunend zijn, zoals schrijfvaardigheid, foutloos Nederlands of scriptieondersteuning. Daarnaast kunnen studenten in hun vrije keuzeruimte in de bachelor geen cursussen uit onze opleiding opnemen die geen deel uitmaken van hun curriculum (zoals vakken uit onze gebonden keuzeruimte). Voor vakken gevolgd in het buitenland (zoals via het Erasmus+ Programma) is een Learning Agreement verplicht. 
  3. Stage in de masteropleiding. Studenten in de Nederlandstalige master kiezen tussen een interne of externe onderzoeksstage of keuzevak. Een student die de stage koppelt aan een scriptie stelt een hoofdvraag op samen met de stageverlener en scriptiebegeleider, waarbij die laatste let op de eisen van de opleiding. Als de scriptie voldoende is, dan krijgt de student in Osiris een V SLUI voor de stage. Als hij/zij kiest om de stage los te koppelen van de scriptie, dan blijft de scriptiebegeleider ook stagebegeleider en beoordeelt hij/zij een stageverslag. Als dit verslag voldoende is, dan krijgt de student hiervoor in Osiris een V SLUI. Als er geen scriptiebegeleider is of deze het stageverslag niet kan beoordelen, dan doet de master coördinator dat. Een stage is geen deel van de Engelstalige master. 
  4. Keuzevak in de masteropleiding. Studenten in de Nederlandstalige master kunnen hun stage vervangen door een keuzevak; voor studenten in de Engelstalige master is een keuzevak verplicht. In alle gevallen moet een keuzevak op masterniveau liggen en niet overlappen met delen van het mastercurriculum bestuurskunde in Nijmegen. Ook moet het passen bij die opleiding en moet het vóór de student ermee start zijn goedgekeurd door de Examencommissie. Voor vakken gevolgd in het buitenland (zoals via het Erasmus+ Programma) is een Learning Agreement verplicht. 

Artikel 10. Fraude/plagiaat

  1. In de OER en frauderegeling (als bijlage bij de OER opgenomen) staat uitgelegd wat onder fraude wordt verstaan. Van belang is dat een docent in staat moet zijn de kennis, inzichten en vaardigheden van een student te beoordelen. Elk handelen dat deze beoordeling bemoeilijkt, is fraude. Hieronder valt onder meer het samenwerken met andere studenten terwijl het een individuele opdracht betreft, het samenwerken met andere groepjes terwijl je alleen met je studenten in je eigen groepje hoort samen te werken, het overnemen van teksten en/of ideeën van anderen zonder correcte bronvermelding en het recyclen van materiaal/teksten gebruikt voor een ander vak. 
  2. Ter aanvulling op de OER en de frauderegeling, wijst de Examencommissie erop dat docenten die een vermoeden van fraude hebben, verplicht zijn dit voor te leggen aan de Examencommissie – ongeacht of het om een conceptversie of een eindversie gaat van een product. 
  3. De Examencommissie onderzoekt elk gemeld vermoeden van fraude. Indien de 5 Examencommissie vaststelt dat er inderdaad sprake is van fraude, kan zij afhankelijk van de situatie en ernst van fraude onder meer besluiten de student uit te sluiten van het vak/de opleiding voor maximaal een jaar; een bonuspunt intrekken; of een tentamenkans ongeldig verklaren zodat de student nog maar één tentamenkans heeft voor dat vak in dat betreffende jaar. Indien er sprake is van uitermate ernstige fraude, kan de Examencommissie het instellingsbestuur verzoeken de inschrijving voor de opleiding van de student definitief te beëindigen. 

Artikel 11. Klachten en verzoeken

 De Examencommissie behandelt via de CBE ingediende klachten van individuele studenten met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van toetsen (waarbij de Examencommissie wettelijk niet in het oordeel van de docent mag treden) en verzoeken van studenten tot ontheffing van vigerende regels wegens bijzondere omstandigheden. Klachten wat betreft het cijfer dienen ingediend te worden via het CBE. Verzoeken dienen schriftelijk te worden ingediend door middel van een gedateerde en ondertekende brief gericht aan de Examencommissie Bestuurskunde. Een gescande versie is toegestaan. De informatie in of bij de brief moet voldoende gedetailleerd zijn om een goed oordeel mogelijk te maken. Dat betekent onder andere dat bijzondere omstandigheden moeten worden uitgelegd. Tevens kan het noodzakelijk zijn om een cijferlijst toe te voegen.