‘Als kind vond ik eigenlijk alles leuk, niet eens specifiek de ruimte. Ik kon net zo genieten van boeken over de oerknal als van Franse taal, geschiedenis of economie.’ Na haar middelbare school kon Bonga nog steeds niet kiezen en besloot ze natuurkunde én psychologie te studeren. ‘Uiteindelijk vond ik het puzzelen in de theoretische natuurkunde toch het allerleukst.’
Trilling
Bij haar onderzoek naar zwarte gaten, komt nogal wat rekenwerk kijken. ‘Ik bestudeer de zwaartekrachtgolven die rondom zo’n zwart gat ontsnappen. Op basis van die golven komen we bijvoorbeeld precies te weten hoe zwaar dat zwarte gat is en hoe hard het ronddraait.’
‘Die zwaartekrachtgolven worden opgevangen door een gigantisch netwerk van telescopen over de hele wereld. We krijgen een enorme bups aan data binnen, waarvan het overgrote merendeel ruis is. De detectoren zijn supergevoelig, dus elke trilling, elk golfje, vangen ze op.’ Dat betekent dat je een extreem goed model nodig hebt om de relevante onderzoeksdata eruit te filteren. ‘Dat is wat ik doe. Ik moet bedenken wat die data allemaal zou kunnen betekenen en dan een heel precies model ontwikkelen dat alleen die specifieke zwaartekrachtgolven eruit haalt die onderzocht worden.’
Oude modellen
Sinds een jaar of tien zijn telescopen zo goed dat we deze grote hoeveelheid data binnen kunnen hengelen. De modellen zijn nu nog goed, maar voor de nieuwe – nog betere – generatie telescopen zijn ze niet meer toereikend. ‘Stel dat er bijvoorbeeld twee sterren om elkaar heen draaien, dan vervormen ze elkaar. Dat doen de maan en de aarde ook: daarom is er eb en vloed. Zoiets heb je ook met zwarte gaten en sterren. Het zijn hele kleine effecten, maar we kunnen die effecten nu wel opvangen. Alleen heb je dan het juiste model nodig om dat effect eruit te krijgen.’
‘Ik moet dan dus telkens bedenken: wat nou als er nóg een zwart gat in de buurt is, wat voor effect zou dat dan hebben? Of wat nou als er iets is waarvan we het bestaan nu nog niet weten: stel dat er een soort wolk om een zwart gaat heen zit, wat dan? Je moet zo flexibel én zo specifiek mogelijk zijn.’
De natuurkundige wordt gelukkig van dat soort werk. ‘Sommige mensen worden heel blij van een sudoku, ik zie mijn werk als een geavanceerde sudoku. De kracht van natuurkunde is dat je met een formule allerlei dingen tegelijkertijd kunt beschrijven. Soms heb ik maandenlang een probleem waar ik helemaal niks van snap en dan ineens heb je het door. Dat vind ik heerlijk.’